Kunstenaars
Architectuur
Boeken
Fotografie
Letters
Schilderijen
Bomen
Religie
Thema's
China
Japan
Rusland
|
‘Venus met Cupido die honing steelt’ na 1537, Lucas Cranach de Oude
Maniërisme -
Barok -
Neoclassicisme -
Romantiek
Grieken
-
Etrusken -
Romeinen -
Christelijke schilderkunst
-
Gotiek -
Renaissance -
Maniërisme, vanaf
ca.1530-1600
De laatste fase van
de renaissance wordt aangeduid met de naam Maniërisme. Het maniërisme
vloeide voort uit de ontwikkeling, zoals die zich in de renaissance
manifesteerde. De kunstenaars gingen juist bewust en op een geheel eigen
wijze afwijken van de regels en de normen, die in de renaissance waren
ontstaan.
Dit begon al in de 16e eeuw. De kunstenaars zochten naar specifieke
effecten en weken af van de regels om hun eigen opvattingen tot
uitdrukking te kunnen brengen. Dit uitte zich o.a. in een voorliefde
voor ingewikkelde technieken. De eigen ideeën en emoties van de
kunstenaars wonnen het in bepaalde opzichten van het harmonisch
evenwicht.
Een duidelijk voorbeeld hiervan in de beeldhouwkunst is de Pietà van
Michelangelo (1499).
Anatomisch klopt dit beeld niet helemaal. Maria is
eigenlijk ook te groot, terwijl haar hoofd te klein is voor haar lichaam.
Deze afwijkingen van de werkelijkheid storen de toeschouwer echter niet.
Integendeel.
Parmigianino, 1503-40 "Maria met kind en de engelen", ca.
1534 (Florence, Uffizi)
Pieter Bruegel de Oude, ca. 1525-1569 "De bouw van de
toren van Babel" , ca 1564 en "Boerendans", ca. 1568
Titiaan, 1477-1576, "De Venus van Urbino" 1538
en "Diana en Actaeon", ca. 1559
El Greco, 1541-1614, "De heilige Martinus en de bedelaar", 1597-99
(Washington, National Gallery of Art)
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
top ----
Barok 1600-1700
Historisch
gezien was dit de periode van de herwonnen vitaliteit van de kerk. Nadat
Maarten Luther in 1517 de Reformatie in gang had gezet en de Kerk van
Rome moest inzien, dat er iets mis was, werden religieuze en
bestuurlijke zaken op orde gebracht. Na 20 jaar was dit afgehandeld en
dit uitte zich in de bouw van nieuwe kerken en kloosters, in een
uitbundige stijl: de barok.
Beweging en emotie zijn sleutelbegrippen in de barok.
De kenmerken van de barok zijn in de schilderkunst duidelijk te
herkennen. De licht-donkerwerking werd toegepast, om dramatische
effecten te bereiken. De evenwichtige composities van de renaissance
werden vervangen door drukke, a-symmetrische opstellingen. De kerk was
weer een belangrijke opdrachtgever geworden, evenals de vorsten. Zowel
in de kerken als in paleizen werden grote muur- en plafondschilderingen
aangebracht. Alles werd breed uitgemeten, of het nu ging om een
kruisiging vanChristus en het lijden van martelaren of om vorsten die in
vol ornaat voor een strijdtoneel werden afgebeeld.
Daarnaast ontstond er een andere vorm van schilderkunst: de genrekunst.
Deze kunst hield zich bezig met huiselijke en burgerlijke onderwerpen (stillevens
en interieurs) en bezaten vaak een grote symboliek. De schilderijen
waren bedoeld om de mensen te waarschuwen of op te wekken het goede na
te streven. Ook wezen de schilderijen soms op de eindigheid van een
mensenleven, in de vorm van het afbeelden van een schedel of een stompje
kaars. "Gedenk te sterven."
Peter Paul Rubens, 1577-1640, "De vruchtenkrans", ca.
1618 en "Het bontje", ca. 1638
Frans Hals, ca. 1582-1666, "Een jong
paar" 1627
Aelbert Jacobsz. Cuyp, 1620-1691, "Gezicht op de Rijn" 1650
Rembrandt Harmensz. van Rijn, 1606-1669, "De nachtwacht"
1642 en "Saskia" 1634
Salomon van Ruysdael, ca. 1600-1670, "Rivierlandschap"
1645
Johannes Vermeer, 1632-1675, "De melkmeid"(detail)
en "De muziekles", ca. 1662-64
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
top ----
Neo-classicisme,
1760-1813
In
deze periode vond er een heroriëntering plaats op de klassieke vormen.
Men richtte zich dus op de oude kunst van de Grieken en Romeinen. Die
oriëntering op de klassieke vormen en idealen was het gevolg van een
wezenlijke verandering in het denken en voelen.
Het rationalisme is een filosofische denkwijze die zich baseert
op de rede en/of die de rede verantwoordelijk stelt voor de oorsprong
van de ideeën. (Dit in tegenstelling tot stelsels die voornamelijk op
openbaring of overgeleverde kennis gebaseerd zijn of tot stelsels die
empiristisch van aard zijn.)
Het rationalisme won aan betekenis in de dagen van Descartes, Spinoza en
Leibniz, rond 1750. Door de rede kon de mens weten, kennen en oordelen
en ieder mens had dat vermogen. Hoe vreemd het ook lijkt, het was ook
het tijdperk van het sentiment, misschien als reactie op het kille,
verstandelijke.
Het rationalisme had eveneens invloed op de godsdienst. De dogma's, de
kerkelijke instanties, de wonderen uit de bijbel werden met de
menselijke rede bestreden. De schrijvers en filosofen van deze tijd
toonden aan, dat het enige ware geloof niet bestond, maar dat de
godsdienst die men aanhing te maken had met waar men geboren was.
De eerste encyclopedieën ontstonden in de 18de eeuw, omdat er behoefte
was aan overzichten van alle menselijke kennis.
De gegoede burgerij kreeg via de encyclopedieën toegang tot kennis en
hield discussieavonden. Niet alleen wetenschappelijke onderwerpen werden
bediscussieerd, men ging zich ook bezighouden met de kunst. Op dit soort
avonden werden de exposities van de Salons besproken. Zo ontstond er een
soort van kunstkritiek. Het overdadige van de barok moest plaats maken
voor evenwichtige en waarheidsgetrouwe uitbeeldingen. Waarheidsgetrouw
hield in, dat de mens bezield moest zijn met liefde tot de deugd, het
schone en het goede én dat het uitgebeelde juist weergegeven moest
worden. De zuivere vormen en de morele waarden van de klassieke oudheid
werden voor de mensen uit de 18de eeuw het ideaal. Dit werd nog
versterkt door de ontdekking van Herculaneum en Pompeii. Bovendien
schreef J. Winckelmann, die bijna zijn hele leven in Rome woonde, in
1764 een boek over de antieke kunst. Het was het eerste echt
wetenschappelijke onderzoek naar de kunst van de klassieke oudheid. Het
werd bepalend voor de ontwikkeling van de neoclassicistische stijl.
De neoclassicistische stijl treffen we vooral aan in de bouwkunst en
beeldhouwkunst. Maar ook in de schilderkunst kunnen we spreken van een
neoclassicistische periode. In de eerste helft van de 18e eeuw
zien we dat veel schilders oude Griekse en Romeinse gebouwen en ruïnes
weergeven.
In de tweede helft van de 18de eeuw kregen de studies over de klassieke
kunstuitingen, met name die van Winckelmann, grote invloed op de
schilderkunst. Op academies waar kunstenaars hun opleiding kregen, werd
veel nadruk gelegd op de techniek.
Aan het eind van de 18de eeuw bestond een voorliefde om situaties uit de
eigen tijd door middel van gebeurtenissen uit de klassieke geschiedenis
voor te stellen. De kunstenaar gaf met dit soort werk blijk een kenner
te zijn van de cultuur van de klassieke oudheid.
Kenmerken van het neoclassicisme in de schilderkunst zijn o.a. een
strenge eenvoudige compositie, een duidelijke omtreklijn, koel
kleurgebruik en een geposeerde weergave van personen. In onderstaande
voorbeelden zijn soms elementen uit de rococo te zien. Rococo is de naam
voor de laatste fase van de barok. Deze periode is hier niet apart
behandeld.
Jean-Honoré Fragonard "De schommel", 1767,
Benjamin West "De Gouden eeuw", 1776 (Londen, Tate Gallery)
late rococo
Thomas Gainsborough "Jongen in het blauw", ca. 1779
Jacques Louis David, "De eed der Horatiërs", 1784 (Parijs, Louvre)
Jacques Louis David "Dood van Marat", 1793,
en
"Sabijnse maagdenroof", 1799
(Antwerpen KMSKA)
William Blake "De steniging van Acham", 1800-1805
Francisco de Goya "De reus", ca. 1810-'12 (Madrid, Museo del Prado)
(Londen Tate Gallery)
Pierre Paul Prudhon "Psyche wordt ontvoerd door
Philipp Otto Runge "De kinderen Hülsenbeck",
de winden", 1808 (Parijs, Louvre)
1805-'06 (Hamburg, Kunsthalle)
Jean Dominique Ingres "La grande Odalisque" 1814 en
"De baadster" 1808 (Parijs, Louvre)
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
top ----
Romantiek 1814-1850
Tegen het eind van de 18de eeuw begon zich een verandering in het denken
en voelen te voltrekken. Het verstand van het rationalisme maakte
geleidelijk aan plaats voor een meer persoonlijke beleving.
-
wordt vervolgd -
|