Hier vindt u informatie over het leven en het werk
van bekende en minder bekende beeldhouwers. U kunt een indruk krijgen van
hun werk en er wordt soms verwezen naar musea waar u het werk van de
beeldhouwer
kunt gaan bekijken.
Een tweede onderdeel is de
BEELDENTUIN,
bestaande uit veel beroemde en minder beroemde
beelden met een korte beschrijving.
Dan
Graham
Pavilion (2005)
Graham wordt gerekend tot moderne stromingen als Minimal Art,
Conceptuele kunst en performance kunst.
Dan Graham vervaardigt de meeste van zijn sculpturen uit industriële
materialen, zoals roestvrij staal en spiegelend glas.
Door hun transparante karakter voegen ze zich over het algemeen naadloos
in hun omgeving.
Zeer bekend is zijn Rooftop Urban Park project op het dak van de DIA
Center for the Arts in New York. In eigen land is er het werk Two
Adjacent Pavilions dat op het gazon bij de entree van het
Kröller-Müllermuseum is opgesteld.
Het licht dat op het glas weerkaatst en de veranderende reflecties van
mensen en dingen die zich nabij het werk bevinden bepalen het steeds
wisselende karakter van deze werken. Ze ogen solide en lossen
tegelijkertijd op in hun omgeving.
Dit spel met de waarneming is ook in veel ander werk van Graham terug te
vinden.
Een van zijn meest ambitieuze projecten was het Children’s Pavilion uit
1989 waaraan hij samen met Jeff Wall heeft gewerkt.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
top ----
Henry
Moore
|
|
Henry Moore werd in 1898 in Castleford geboren en hij stierf in 1986.
Hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste beeldhouwers van de
20ste eeuw. Zijn bronzen en stenen beelden vormen de grote 20ste-eeuwse
manifestatie van de humanistische traditie in de beeldhouwkunst.
Hij was de zoon van een mijnwerker uit Yorkshire, maar werd in staat
gesteld te studeren aan het Royal College of Art door herstelbetalingen
voor verwondingen die hij opliep in de Eerste Wereldoorlog. Zijn vroege
werk is sterk beïnvloed door beelden van de Maya's die hij in een museum
in Parijs had gezien. Vanaf de jaren dertig experimenteerde hij met
abstracte kunst, waarbij hij abstracte vormen combineerde met menselijke
figuren en vaak ook die figuur wegliet. Veel van zijn werk is
monumentaal.
Hij is vooral bekend om een serie achteroverleunende naakten. Deze
vrouwenfiguren, die de vormen van bergen, dalen, rotsen en grotten
weerspiegelen, borduren voort op en verrijken de landschappelijke
traditie die hij als deel van het Engelse erfgoed omarmde.
Henry Moore plaatst zijn beelden het liefst in de natuur. Zij
lijken zelfs uit de natuur te zijn ontstaan. Moore werkt bij voorkeur in
brons. Hij zoekt het moment waarop zijn gebeeldhouwde bronzen vormen en
het voortdurend wisselende daglicht, zonlicht, samen een eigen leven
beginnen. Pas dan is voor hem zijn werk af.
Three Upright Motives waren aanvankelijk zelfstandige, indringende
beelden. Door hen samen te brengen op een speciaal daarvoor ontworpen
sokkel bracht de kunstenaar ze dichter bij het licht en ontstond er een
nieuw beeld dat het museum van verre aankondigt langs een van de
belangrijkste toegangswegen naar het museum.
Het
landschap wordt op deze plek (de Hoge Veluwe) bepaald door een hoog
stuifduin, gevormd door zand dat in een gordel van bos (eikenhakhout)
tot rust gekomen is en een uitgestoven vlakte waar alle fijnere
zanddelen uit weggestoven zijn. In deze vlakte hebben zich spontaan
grovedennen (vliegdennen)gevestigd, terwijl het kale zand begroeid is
geraakt met mossen, grasjes en heidestruiken. Door de bossen en de
vlakte te beheren wordt er enerzijds voor gezorgd dat het bos zich kan
ontwikkelen in de richting van meer boomsoorten en anderzijds dat de
vlakte open blijft en bomen en grassen niet de overhand krijgen. Op die
manier wordt niet alleen het landschap in stand gehouden, maar ontstaan
er ook optimale mogelijkheden voor vele planten- en diersoorten om hier
te leven.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
top ----
Rudi van de Wint
Reindert Wepko (Rudi) van de Wint ( 1942 – 2006) was een Nederlandse
schilder, beeldhouwer en architect.
Rudi
van de Wint (ook wel R.W. van de Wint) volgde van 1961 tot 1966 een
opleiding aan de Rijksakademie van beeldende kunsten in Amsterdam.
Aanvankelijk was Van de Wint werkzaam als schilder. Hij werd als
zodanig uitgenodigd voor deelname aan Documenta 6 (1977) in Kassel.
Later begaf hij zich ook op het terrein van het beeldhouwkunst en de
bouwkunst.
De
momenten waarop hij tegengestelde opvattingen heeft afgetast, typeren
hem het beste. Zo maakte hij in de jaren zeventig performancefoto’s van
zichzelf als Jochum en Rudi, de schilders, en stelde daarmee ondermeer
de vraag wat de schilderkunst nog kan betekenen. Tegelijkertijd maakte
hij grote ‘abstracte’ schilderijen die hij ‘de zeegezichten’ noemde. Met
enige ironie liet hij de gevoelsmatige schilder ‘Jochum’ en de rationele
schilder ‘Rudi’ elkaar voortdurend tegenspreken. Ook al zijn beider
opvattingen op zich ‘waar’. Van de Wint hechtte er geen waarde aan één
standpunt in te nemen, omdat niets eenduidig is en de ene waarheid niet
verenigbaar of onverenigbaar hoeft te zijn met de andere. Eén keuze, één
specialisme was hem niet genoeg. Wanneer hij een beeld construeerde,
verlangde hij naar het aarzelende tasten van het schilderen. Wanneer hij
schilderde, keek hij uit naar het moment dat hij op De Nollen met zijn
kraan in het duinzand kon graven.
De
Nollen
In 1980 begon hij met een schilderkunstig experiment in een oud
binnenduingebied bij Den Helder: De Nollen. De daar aanwezige bunkers,
die nog dateerden uit de Tweede Wereldoorlog, hanteerde hij als
artistiek uitgangspunt waar hij allerlei beeldhouwwerken, sommige
cortenstaal beelden van gigantisch formaat, aan toevoegde. Dat groeide
uit tot een ‘totaalkunstwerk’ van schilderingen, sculpturen en bouwsels.
Hetgeen ertoe heeft geleid dat hij afwisselend werd gezien als
schilder, beeldhouwer, architect of bouwer, performer, filmer, tekenaar,
tuinman of natuurbeheerder. Het maakt hem en zijn werk ongrijpbaar. Het
gaat telkens om samenhang en confrontatie.
Deze activiteiten in De Nollen bleven niet onopgemerkt; zo bracht
koningin Beatrix, zelf een groot kunstliefhebster, een privébezoek aan
dit project en behalve in Nederland had men er ook in het buitenland
belangstelling voor.
Van
de Wint kon voorts over een nabijgelegen loods in het bij Den Helder
behorende kustdorp Huisduinen beschikken, die hij gebruikte als
werkplaats. Hier bracht hij diverse kunstwerken tot stand, die overal in
Nederland hun bestemming vonden.
Daarnaast is hij bekend om zijn zeer grote schilderingen, die hij in de
nieuwe vergaderzaal van de Tweede Kamer aanbracht. Ook schilderde hij
het plafond van het Haagse Paleis Noordeinde en het Amsterdamse
gerechtsgebouw.
Verder hield Van de Wint exposities in musea, zoals het Kröller-Müller
Museum in Otterlo (in 2002 werden daar zijn beelden getoond onder de
titel Clair-Obscur) en het Groninger Museum.
Na
zijn dood
Na zijn dood werd op 27 maart 2007 op Tenerife het door Van de Wint
gemaakte International Tenerife Memorial officieel onthuld. Dit 18 meter
hoge monument in de vorm van een wenteltrap is een gedenkteken voor de
vliegtuigramp van 27 maart 1977 op het eiland Tenerife.
In
mei 2009 werd het beeld De Poort geplaatst in Beeldenpark Een Zee van
Staal te Wijk aan Zee.
Velden van Nevel (Hoogeveen)Velden van Nevel is eveneens een postuum
werk van Rudy van de Wint, dat door zijn zoons is gerealiseerd. Velden
van Nevel is een reeks van vier sculpturen langs de snelweg (A28 en A37)
nabij de uitvalswegen van Hoogeveen. De titel verwijst naar een oud
volksgeloof van de nevelhekse in de velden rond Hoogeveen, elders bekend
als witte wieven. Deze sculpturen zijn 10 meter hoog en tot 15 meter
breed. De sculpturen zijn in de periode van 2007 tot 2010 geplaatst.
Drie sculpturen staan langs de A28 en één naast de oprit van de A37
richting Emmen. Eén van de sculpturen wijkt in vorm af van de drie
anderen. Dit beeld, De lichtnaald, uitgevoerd in roodkoper, werd in 2007
bij de afslag Hoogeveen van de A28 geplaatst. Er bestaat nog een vijfde
sculptuur met de titel Velden ven nevel 0, dit beeld bevindt zich echter
buiten Hoogeveen en wel aan de Kloosterveenrotonde in Assen.
Meer mediabestanden:
http://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Rudi_van_de_Wint?uselang=nl#mw-subcategories
Onderstaande foto's zijn van een beeld van Van de
Wint dat bij de ingang van de Saxion Hogeschool in Deventer staat.
De foto's zijn van fotograaf Marian Poyck.
De foto's mogen niet gebruikt worden zonder schriftelijke toestemming.
(
cedars@live.nl )
©Marian Poyck
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
top ----
Auguste Rodin
Zijn leven en werk
De Franse beeldhouwer Auguste Rodin (1840-1917) werd
geboren op 12 november 1840 in Parijs. Hij studeerde aan de staatsschool
voor kunst en ambacht, Petite Ecole. Aangemoedigd door zijn
leermeesters trachtte hij drie keer toegelaten te worden tot de École
des Beaux Arts, maar telkens werd hij door de jury afgewezen.
In 1864 maakte hij zijn eerste belangrijke werk, Homme au nez cassé
(De man met de gebroken neus). In de volgende jaren werkte hij
voornamelijk aan decoratieve sculpturen in de studio van Albert
Carrier-Belleuse.
In 1870 verbleef hij in Brussel, weer bij Carrier-Belleuse. Hij zou pas
in 1878 terugkeren naar Parijs. Rodin reageerde tegen het sentimentele
idealisme van de academie door zo dicht mogelijk naar de natuur terug te
gaan. Meerdere werken zijn eerst door de jury voor de Salon geweigerd,
om pas later erkenning te krijgen.
La
Danaide, 1885
Het jaar 1875 werd het
keerpunt in Rodins leven. Rodin reisde naar Italië en tijdens deze reis
bestudeerde hij het werk van Michelangelo, Donatello en de sculpturen
uit de klassieke oudheid. Hier was de pure vorm waar hij naar op zoek
was nog te vinden.
Deze reis naar Italië inspireerde hem tot De bronzen eeuw (1877).
De critici waren onder de indruk van de grote natuurgetrouwheid van dit
kunstwerk en beschuldigden Rodin ervan afgietsels van zijn model te
hebben gebruikt. Een gevolg van deze beschuldiging was, dat Rodin zijn
beelden in het vervolg altijd groter of kleiner maakte dan de levende
werkelijkheid.
Om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien was de jonge kunstenaar
aangewezen op samenwerking met officieel erkende beeldhouwers die veelal
herdenkingstekens en architectonische sculpturen in de neobarok of
maakten.
In 1870 beeldhouwde Rodin de buste van zijn vriendin Rose Beuret.
Meer en meer gaf Rodin de vrije loop aan zijn inspiratie en begon zijn
lange strijd tegen de decadente officiële kunst. Een magistrale l'Age
d'airain was in 1876 een eerste resultaat. Hij werd aangemoedigd
door de bewondering van o.a. Rainer Maria Rilke en Stéphane Mallarmé.
In 1880 kreeg Rodin
zijn eerste officiële bestelling. De Franse staat verleende Rodin toen
de opdracht voor de monumentale deur van een nieuw te bouwen museum voor
toegepaste kunst, de Ecole des Arts Decoratifs in Parijs. Het museum
werd echter nooit gebouwd. Rodin's ontwerpen bestaan nog steeds.
Poort van de Hel, detail
La Porte de l'enfer
("Poort van de Hel"), zou het werk gaan heten. Met deze Porte de
l'Enfer werd Rodin beroemd. Hij werkte meer dan zes jaar aan de meer dan
200 beelden die ervoor bestemd waren. Ook De Kus en De Denker
behoren tot deze groep. In de opdracht stond dat de voorstelling
gebaseerd moest zijn op de Divina Commedia van de Italiaanse
schrijver Dante. Verschillende losse beelden zijn van de ontwerpen voor
de nooit afgemaakte Poort van de Hel afkomstig. De meest bekende
van deze zelfstandige werken is De Denker, bedoeld voor het
tympanon van de Poort, om het panorama beneden hem te overdenken. In de
Monet- Rodin tentoonstelling van 1889 in de Galerie Georges Petit
werd De Denker als op zichzelf staand beeld getoond onder de
dubbele benaming van Le Penseur en Le Poete. Hij werd
twee keer levensgroot tentoongesteld in de Salon van 1904, waar hij een
storm van kritiek opriep.
De Denker
De Kus, 1886
De Kus, detail
De ontmoeting met de beeldhouwster Camille Claudel inspireerde Rodin
ondermeer tot De Kus in 1886. De Kus is het meest bekende
beeld van Rodin. Hij maakte het in 1886 en het werd voor het eerst op de
Salon tentoongesteld in 1898. Een man en een vrouw zijn versmolten in
een oneindige omhelzing. De zachte vloeiende vormen van de geliefden
contrasteren sterk met het blok ruw gebeitelde marmer waarop zij zitten.
Rodins interesse in het idee om de menselijke figuur uit steen te
bevrijden gaat terug op zijn bewondering voor Michelangelo. Hij
gebruikte hier wat hij in Michelangelo's Slaven gezien heeft.
Deze lijken zich los te rukken van de steen waaruit zij voortkomen. Met
De Kus was vanaf het begin het plan de massa ruw gehakte marmer
waarop de geliefden zitten te incorporeren in het werk, waarmee het
symbolisch wordt voor hun aardse passie. Het contrast in oppervlak (ruw
tegenover gepolijst) benadrukt de sensuele zachtheid van de lichamen.
Dertien jaar lang,
tussen 1879 en 1892, beleefde Rodin een tumultueus chaotisch amoureuze
verhouding met zijn 24 jaar jongere leerlinge Camille Claudel; de twee
jaar oudere zus van de Franse dichter, schrijver, en diplomaat Paul
Claudel.
Eeuwige Lente (ook: Zephyr en Aarde), 1884
Toen het einde van zijn leven in zicht kwam liet Rodin een testament
opmaken, waarin hij regelde dat zijn gehele nalatenschap aan de Franse
staat zou toekomen.
Drie weken voor haar dood trouwde Rodin met zijn levensgezellin Rose
Beuret, in januari 1917. Tien maanden later stierf hij te Meudon, 77
jaar oud.
Twee jaar later opende het Rodin-museum in Parijs haar deuren.
Galatea, 1889
Impressionisme of Romantiek
Rodin was een tijdgenoot van de impressionisten, maar
hield vast aan wat de impressionisten overboord wilden gooien. Hij sloot
aan op de mythologie en de literatuur. Hij gebruikte de natuur om zijn
werk er levendig uit te laten zien.
Zijn werk valt op door het onregelmatige oppervlak, waarop de lichtval
schitteringen veroorzaakt. Deze schitteringen geven het beeld
beweeglijkheid. Dit effect was niet waar hij naar streefde. Met deze
manier van uitbeelden probeerde Rodin de stappen van de sculptuur te
laten zien. Zoals de schilders hun werk opbouwden uit kleur- en
lichtvlekken, zo bouwde Rodin zijn beelden uit klei en brons. Door het
zichtbaar worden van het maakproces, wist Rodin het tijdelijke aspect in
zijn werk naar voren te laten komen.
Het vluchtig impressionisme van Rodin, die bevriend was met Claude Monet,
Pierre Auguste Renoir en Stéphane Mallarmé, bereikte ongekende hoogten.
Émile-Antoine Bourdelle, Aristide Maillol, Charles Despiau, François
Pompon, de Argentijn Sesostris Vitullo, de Duitser Georg Kolbe en de Rus
Soudbinine stonden sterk onder zijn invloed.
Rodin gaf de menselijke vorm weer en was daarmee een erfgenaam van de
klassieke traditie, van Donatello, Michelangelo en Bernini. Wel voegde
hij er zijn eigen moderne benadering aan toe, de psychologische nuance.
Hij is daarmee wellicht eerder de erfgenaam van de Franse Romantiek dan
een echte impressionist.
Rodins werk vormde het eind- en tevens hoogtepunt van de 19e-eeuwse
beeldhouwkunst. Rodin wordt gezien als de voorganger van de moderne
beeldhouwkunst van de 20e eeuw. Hij was min of meer een ‘bemiddelaar’
tussen de romantische esthetiek en de expressionistische en kubistische
fragmentatie. Juist in de aspecten van zijn werk die onder tijdgenoten
op onbegrip stuitten, kunnen we zien hoever Rodin zijn tijd vooruit was.
Hij toonde bijvoorbeeld instabiliteit en plooibaarheid, en ook haalde
hij beelden van hun sokkel.
De Hand van de
Duivel
en
De Hand van God
Toen Rodin in 1917 stierf, was de volgende generatie beeldhouwers reeds
begonnen met vernieuwingen. Sommigen sloten zich aan bij de bijdrage van
Rodin, andere zetten zich er juist tegen af.
Handen
Naast de ontelbare
sculpturen produceerde Rodin een indrukwekkend aantal schetsen,
tekeningen en aquarellen, veelal met een erotisch karakter, zodat
sommige critici hem seksueel geobsedeerd noemden.
Musea
In Parijs is Musée Rodin en in Philadelphia zijn aparte
musea met veel werken van Rodin gevestigd. In zijn sterfplaats Meudon is
een Rodin Museum met zijn gipsen beelden.
Zijn werk is verder o.a. te zien in:
Beeldenpark van het Kröller-Müller Museum in Otterlo
Fine Arts Museums of San Francisco in San Francisco
Hermitage in Sint-Petersburg
Musée d'Orsay in Parijs
Museum voor Schone Kunsten te Gent
Museum of Modern Art in New York City
National Gallery of Art in Washington D.C.
The Pushkin State Museum of Fine Arts in Moskou
Singer museum te Laren
Van Abbemuseum te Eindhoven
Van Gogh Museum in Amsterdam
Torse d' Adèle,
1878?
Trivia
Bovenstaande sculptuur (in brons) van Auguste Rodin werd
in 2005(?) in Santiago gestolen tijdens een tentoonstelling in het
Nationaal Museum voor de Schone Kunsten. Later werd het in een park ten
zuiden van de Chileense hoofdstad teruggevonden. Het gestolen werk met
de titel Torse d'Adèle was een bronzen sculptuur van 47,5 cm hoog en een
gewicht van 20 kg. Het maakt deel uit van de collectie van het
Rodinmuseum in Parijs. Het stuk was op dat moment zo'n 700.000 euro
waard. zijn.
In de nacht van 16 op
17 januari 2007 werd uit de museumtuin van het Singer museum te Laren
N.H. een afgietsel van De Denker van Rodin gestolen plus nog zes andere
beelden. Het werd van zijn sokkel getrokken, waarschijnlijk door middel
van een touw, gebonden aan de trekhaak van een auto. Op 28 januari 2008
werd tegen de twee daders zes jaar gevangenisstraf geëist. Het was hen
niet om de culturele waarde van de beelden te doen geweest, maar om de
opbrengst van het brons...
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
top ----
Kenneth Armitage
Zijn leven en werk
Figure on its back, 1960
Kenneth Armitage (Leeds, 18 juli 1916 – Londen, 22 januari 2002) was een
Britse beeldhouwer.
Armitage studeerde achtereenvolgens aan het Leeds College of Arts in
Leeds van 1934 tot 1937 en aan de Slade School of Fine Art in Londen van
1937 tot 1939. De Tweede Wereldoorlog, waarin hij als militair werd
opgeroepen, maakte een tijdelijk einde aan zijn carrière.
1952 bracht voor vele Britse beeldhouwers, zo ook voor Armitage, een
keerpunt. Met kunstenaars als Reg Butler, Lynn Chadwick, Eduardo
Paolozzi, William Turnbull vulde Armitage het Britse paviljoen tijdens
de Biënnale van Venetië met de expositie New Aspects of British
Sculpture. Armitage's carrière nam een enorme vlucht. Vele
tentoonstellingen volgden, waaronder in Nederland Sonsbeek, Arnhem in
1955 en later ook Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. In Duitsland
was Armitage in Kassel met werk aanwezig bij Documenta II in 1959 en III
in 1964.
In
1958 had Armitage een solotentoonstelling op de Biënnale van Venetië en
won de David E. Bright Foundation Award. In 1962 nam hij weer deel aan
de Biënnale van Venetië. In 1962 volgde de aankoop van zijn werk Monitor
uit 1961 door het Kröller-Müller Museum.
Het werk van Armitage dat eerst werd geïnspireerd door beeldhouwers als
Alberto Giacometti en Pablo Picasso, had zich reeds veranderd in een
meer expressionistische, persoonlijke stijl, die meer weg had van
Barbara Hepworth en Henry Moore. Hij maakte sterk geabstraheerde bronzen
sculpturen, mensen of mensgroepen voorstellend, met naar buiten
stekende, dunne ledematen en zeer kleine hoofden.
Exposities van Kenneth Armitage konden worden gezien in vele landen van
Europa, de Verenigde Staten, Japan en Zuid-Amerika.
Zie
ook:
www.tate.org.uk
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
top ----
Jean Arp
Zijn leven en werk
Jean
Arp ook bekend als Hans Arp (Straatsburg, 16 september 1886 - Bazel, 7
juni 1966) was een Duits-Frans beeldhouwer, schilder en dichter. Hij
speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de moderne kunst en
was één van de voormannen van de dada-beweging.
Jean Arp werd als Hans Arp geboren.
Na zijn opleiding kunstnijverheid bij de École des Arts et Métiers in
Straatsburg, ging Arp naar Parijs, waar hij voor het eerst gedichten
publiceerde. Tussen 1905 en 1907 studeerde Arp aan de Kunstschule in
Weimar in Duitsland. In 1908 ging hij terug naar Parijs om de Académie
Julian te bezoeken. Vanaf 1909 woonde Arp in Zwitserland. 1912 deed hij
met een serie half-figuratieve, half-abstracte tekeningen mee met de
tentoonstelling van de groep Der blaue Reiter in München en in
1913 was hij betrokken bij activiteiten van Der Sturm in Berlijn.
Van het werk uit de periode tot ongeveer 1914 is niets meer over, omdat
Arp het zelf heeft vernietigd. Naar het schijnt was dit
expressionistisch van aard. In 1915 ontmoette hij zijn latere (1922)
echtgenote Sophie Taeuber, met wie hij samen werkte aan papiercollages.
Dat jaar exposeerde hij in Zwitserland ook zijn eerste abstracte werk.
In 1916 richtte hij in Zürich samen met Hugo Ball, Tristan Tzara,
Richard Hülsenbeck en Marcel Janco de dada-beweging op, waarbij ook
Sophie Taeuber betrokken was. In 1919 richtte hij, toen weer als Hans
Arp, samen met Max Ernst en de sociale activist Alfred Grunwald de
Keulse vestiging van Dada op. Hij werkte daarbij ook nauw samen met Kurt
Schwitters. Met Schwitters, Tristan Tzara, Raoul Hausmann en Theo en
Nelly van Doesburg (zich destijds nog Pétro van Doesburg noemend) nam
hij eind 1922 deel aan een dada-tournee langs de steden Jena, Dresden en
Hannover. In 1925 nam Arp deel aan de eerste tentoonstelling van de
surrealisten in Galerie Pierre te Parijs.
In 1926 verhuisde hij naar de Parijse voorstad Meudon en later dat jaar
naar zijn geboortestad Straatsburg. Hier hielp hij zijn vrouw bij de
herinrichting van amusementscentrum de Aubette. Het project was echter
zo omvangrijk, dat ze de hulp van hun vriend Van Doesburg inriepen, die
vervolgens ook de leiding op zich nam. Arps aandeel bestond uit twee
ruimten, de American Bar en de Caveau-dancing, een cabaret- annex
danszaal, in de kelders het gebouw, die hij decoreerde in zijn
kenmerkende abstract-biomorphische stijl.
In 1931 brak hij met het surrealisme om een andere groep te vormen,
Abstraction-Création, die een periodiek uitgaf, Transition genoemd.
Gedurende de 30 jaren tot het eind van zijn leven ging hij ook door met
het schrijven van essays en gedichten. In 1942 vluchtte hij uit zijn
huis in Meudon voor de Duitse bezetting. Hij woonde in Zürich tot het
eind van de oorlog.
In 1949 had Jean Arp een solotentoonstelling in New York, bij de
Buchholz Gallery. In 1950, werd hij uitgenodigd om een reliëf uit te
voeren voor een centrum van de Harvard University in Cambridge,
Massachusetts. Verder kreeg hij opdracht, net als Karel Appel, voor een
muurschildering in het UNESCO-gebouw in Parijs. In 1954 won Arp de
Grote Prijs voor de Sculptuur op de Biënnale van Venetië.
In 1958 werd een overzichtstentoonstelling gehouden van zijn werk in het
Museum of Modern Art in New York, gevolgd door een tentoonstelling in
het Parijse Musée National d'Art Moderne in 1962.
De schilderstijl van Arp wordt gerekend tot het dadaïsme en surrealisme.
Hij was een van de wegbereiders van de abstracte kunst. Over het
abstracte werk van Arp wordt gezegd dat hij het maakte met behulp van
toeval en automatisme.
Hij maakt organische vormen die gedaantes suggereren. Zijn gedichten
maakte hij soms ook met behulp van het toeval. Hij knipte bijvoorbeeld
zinnen in stukken, gooide de stukken op de grond en stelde daaruit
willekeurig een gedicht samen.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
top ----
|