Kunstenaars
Architectuur
Boeken
Fotografie
Letters
Schilderijen
Bomen
Religie
Thema's
China
Japan
Rusland
|
Hier vindt u informatie over het leven en het werk
van bekende en minder bekende schilders. U ziet enkele voorbeelden* van
hun werk en er wordt soms verwezen naar musea waar u het werk van de schilder
kunt gaan bekijken.
* Vaak eigen foto's,
©PAM PHOTOS
Delden
- - - - - - - - - - - - -
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
- - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Schilders:
Frida Kahlo -
Wassily Kandinsky
- Gustav Klimt
- Christian Schad
- Charley Toorop
- John
William Waterhouse -
Matthias Weischer -
Grant Wood
Vergeet niet om ook even
een kijkje te nemen bij:
Overige schilders.
- - - - - - - - - - - - -
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
- - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Cedarlezingen
waarin kunst een belangrijke rol speelt, zie de volgende link voor het
actuele aanbod:
http://www.cedargallery.nl/nleducatie.htm
- - - - - - - - - - - - -
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
- - - - - - - - - - - - - - - - - - -
JOHN WILLIAM WATERHOUSE
De beroemde Britse
kunstenaar John William Waterhouse (1849-1917) werd in Rome geboren. Hij
was het eerste kind van de schilder William Waterhouse. Toen hij vijf
jaar was, verhuisde het gezin naar Londen. Nadat de moeder overleden en
de vader hertrouwd was, ging Nino, zoals Waterhouse werd genoemd, op
school in Leeds. Hij was dol op Romeinse geschiedenis, maar wilde ook
wel ingenieur worden. Weer terug in Londen assisteerde hij in het
atelier van zijn vader. Hier ontwikkelde de jonge Waterhouse zijn
belangstelling voor schilderen, beeldhouwen en de klassieke oudheid. In
1870 werd hij toegelaten tot de Royal Academy Schools. Hoewel hij
oorspronkelijk begon als leerling-beeldhouwer, maakte hij naam met
opzienbarend oorspronkelijke en vaak melancholische schilderijen die aan
de Griekse en Romeinse Oudheid waren ontleend. Een voorbeeld hiervan is
Undine, een doek waarop de waternimf kwijnend bij een fontein staat.
De onwelkome metgezel: een straattafereel in Caďro,
1873
Miranda, 1875
Waterhouse als schilder,
1870-1890
In de jaren 1870, toen Waterhouse in Londen begon te exposeren,
schilderde hij taferelen uit het dagelijks leven in de oudheid.
In de jaren zeventig en tachtig maakte hij namelijk verschillende reizen
naar Italië. Hij raakte onder de indruk van Pompeď en maakte naar
aanleiding daarvan genrestukken, o.a. over het leven in de oudheid.
Nauwgezet bestudeerde hij de archeologische opgravingen in het oude
Pompeď en Herculaneum, om in zijn schilderijen versieringen en
voorwerpen hieruit te kunnen opnemen.
In de jaren 1880 schilderde hij een reeks doeken met onderwerpen uit de
klassieke geschiedenis. Personen als de vroegchristelijke Heilige
Eulalia en de joodse koningin Mariamne speelden hierbij een rol.
Cleopatra, 1888
In 1874 was De Slaap
en zijn halfbroer de Dood het eerste werk van Waterhouse dat
werd geaccepteerd voor de Zomertentoonstelling van de Academy, waar hij
tot aan zijn dood regelmatig bleef exposeren. In de werken die
Waterhouse in deze tijd maakte, zien we duidelijk invloed van Lawrence
Alma Tadema en Frederick Leighton. Deze doeken werden geëxposeerd bij de
Royal Academy, de Society of British Artists en de Duddley Gallery.
Sinds 1869 werden er Zomertentoonstellingen van de Royal Academy
gehouden. Van april tot augustus bezochten soms wel 350.000 bezoekers
zo’n tentoonstelling en het was daarom van groot belang dat je hier als
kunstenaar exposeerde.
In 1883 trouwde Waterhouse met de bloemenschilderes Esther Kenworthy
(1857-1944).
Odysseus en de Sirenen, 1891
Prerafaëlieten
Na zijn huwelijk vestigde John William Waterhouse zich in de Primrose
Hill Studios. De grote dramatische doeken met bovennatuurlijke vrouwen
uit de oudheid trokken kopers en bewonderaars. De schilderijen
Consulting the oracle en The lady of Shalott (afb. staan
onderaan dit artikel) werden aangekocht door Sir Henry Tate,
suikermagnaat en grondlegger van The Tate Gallery.
Tegenwoordig wordt Waterhouse vaak een ‘Prerafaëliet’ genoemd. De
prerafaëlieten waren aanhangers van de opvatting dat de schilderkunst
van vóór Rafaël (dus voor 1500) als ideaal moest worden gezien. Tot deze
stroming hoorden – naast Waterhouse – o.a. de Engelse schilders John
Everett Millais en Dante Gabriel Rossetti , en in de jaren 1890
Burne-Jones. De eerste twee richtten de Pre Raphaëlite Brotherhood op,
die de zuiverheid van de vroege Italiaanse kunst opnieuw zochten.
Waterhouse werd niet alleen beďnvloed door de prerafaëlieten, maar hij
was ook een vertegenwoordiger van de nieuwe tijd en was zich volledig
bewust van de spannende artistieke vernieuwingen in Parijs in de tweede
helft van de negentiende eeuw. Hij voelde zich thuis in de betoverende
wereld van mythen en sagen, maar liet zich ook inspireren door poëzie en
muziek en de lossere toon van het Frans impressionisme.
Hij steeg in aanzien toen zijn enorme doek uit 1887 met de Hebreeuwse
martelares Mariamne prijzen won op de wereldtentoonstellingen in
Parijs (1889), Chicago (1893) en Brussel (1897).
De Vrouwe van Shalott was de eerste verkenning door Waterhouse
van het prerafaëlisme. Het toont duidelijk invloed van John Everett
Millais’ verdrinkende Ophelia (1851-1852). Ook Waterhouse heeft Ophelia
geschilderd.
Circe Invidiosa: Circe giet gif in de zee, 1892
De jaren 1890-1917
In 1901 werd Waterhouse lid van de Saint John's Wood Arts Club. Ook
Alma-Tadema en George Clausen waren lid van deze vereniging.
Door zijn rijk gekleurde, geladen afbeeldingen van mooie vrouwen kreeg
Waterhouse veel waardering in het hele Britse Rijk en op de
Wereldtentoonstellingen in de jaren negentig van de negentiende eeuw. De
onderwerpen, die Waterhouse ontleende aan auteurs als Ovidius, Keats,
Boccaccio, Shakespeare, Tennyson, Shelley en Dante, waren loftuitingen
op de hartstochtelijke passie voor vrouwen, water, natuur, liefde en
dood, vaak met duistere ondertonen die duidden op zijn fascinatie voor
de onderwereld. Tot zijn boeiende taferelen behoorden Circe,
Miranda, The lady of Shalott, Cleopatra, Lamia,
Mariamne, Hylas and the Nymphs en The Magic Circle
. Zijn vrouwen lijken uitzonderlijk mooi, en onbereikbaar.
De heilige Cecilia, 1895
Mariana in het zuiden, 1897
Nimfen vinden het hoofd van Orpheus, 1900
Lamia, 1905
De Vrouwe van Shalott
Waterhouse putte herhaaldelijk inspiratie uit het gedicht van Alfred
Lord Tennyson De Vrouwe van Shalott, dat in 1833 en 1842 werd
gepubliceerd.
Het verhaal gaat als volgt.
De Vrouwe van Shalott zit gevangen op een eiland in de buurt van kasteel
Camelot. Door een vloek moet ze dag en nacht weven. De enige afleiding
die ze heeft is een spiegel waarin ze reflecties ziet van de
buitenwereld. Deze gebruikt ze voor haar wandkleed.
Als ze op een dag een pasgetrouwd stel ziet langskomen, realiseert ze
zich wat haar ontbreekt. Plotseling verschijnt de reflectie van Lancelot
in haar spiegel. Lancelot, de beroemde ridder van koning Arthur. De
jonge vrouw wordt onmiddellijk verliefd op hem en staat op om hem te
volgen. Dit wordt haar fataal, ze stopt nu immers met weven.
Waterhouse heeft drie schilderijen aan dit thema gewijd. In het eerste
schilderij (1888) liet hij zien hoe de vrouw de ketting van de boot
losmaakte om de ridder achterna te gaan. Van de drie (levens)kaarsen op
de voorplecht zijn er al twee gedoofd. De blik in de ogen van de vrouw
doet achtervolgd en gekweld aan. Dit komt mede door haar eigen gedachten
die haar al te lang hebben achtervolgd.
1888
In het schilderij
uit 1894 zien we hoe de vrouw zich afwendt van het weefgetouw om naar
Lancelot te kijken. In het schilderij "I am half sick of shadows said
the Lady of Shalott" uit 1916 is de spiegel heel duidelijk te zien. Het
lijkt, oppervlakkig bezien, een raam, maar nadere beschouwing laat zien
dat het weefgetouw er gedeeltelijk in weerspiegeld wordt.
The Lady of Shalott sterft, het gedicht eindigt aldus:
"Who is this? And what is
here?"
And in the lighted palace near
Died the sound of royal cheer;
And they crossed themselves for fear,
All the Knights at Camelot;
But Lancelot mused a little space
He said, "She has a lovely face;
God in his mercy lend her grace,
The Lady of Shalott."
De vrouwe van shalott, 1812
Langzaam maar zeker
raakte Waterhouse in de vergetelheid. Hij stierf in 1917.
Bij een veiling van zijn werk in 1926 bracht het nauwelijks iets op.
Pas sinds 1970 is er sprake van een hernieuwde belangstelling voor de
victoriaanse schilderkunst en de prerafaëlieten. In de afgelopen jaren
zijn er in Nederland tentoonstellingen geweest van o.a. Lawrence
Alma-Tadema, John Everett Millais en John William Waterhouse.
Meer schilderijen:
http://nl.wikipedia.org/wiki/John_William_Waterhouse
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
terug
----
FRIDA KAHLO
Frida Kahlo de
Rivera (1907 – 1954; geboren als: Magdalena Carmen Frieda Kahlo y
Calderón) was een Mexicaanse schilder. Ze werd geboren in Coyoacán. Ze
is vooral bekend geworden met haar zelfportretten in levendige kleuren.
Werken vol pijn en passie. Haar werk wordt in Mexico gezien als
symbolisch voor de nationale en inheemse traditie. Vooral feministes
zijn gecharmeerd van haar vastberaden voorstelling van vrouwen en hun
specifieke ervaringen.
De Mexicaanse cultuur en de culturele traditie van de Indianen komen
prominent in haar schilderijen naar voren. Haar werk wordt dan ook wel
betiteld als naďeve kunst of volkskunst. En soms ook
als surrealistisch.
Kahlo heeft haar leven lang gezondheidsproblemen ondervonden.
Toen ze zes was, heeft ze kinderverlamming gehad. Nadat ze hersteld was,
liep ze mank.
Veel van haar
gezondheidsproblemen hadden echter te maken met een ernstig
verkeersongeluk. Kahlo heeft dit onderwerp amper in haar werk
gebruikt, maar een botsing tussen een bus en een tram in 1925 heeft ze
ternauwernood overleefd.
Je ziet er echter wel iets van terug in haar
werk, omdat ze als gevolg van het ongeluk meer dan een jaar in bed heeft
moeten doorbrengen. Ze schilderde - zeker toen - veel zelfportretten, omdat ze vaak
alleen was. Haar werk is dan ook sterk autobiografisch te noemen.
The two Fridas
Picture:
http://www.frida-kahlo-foundation.org/
Frida was de dochter van een Hongaars-Joodse vader en een moeder van
Spaans-Mexicaanse afkomst. Ze raakte geďnteresseerd in de Mexicaanse
cultuur en in de politieke en sociale misstanden in het land.
In 1928 werd Frida Kahlo lid van de communistische partij van Mexico (PCM).
Eind 1928 kwam ze in een kring van kunstenaars en intellectuelen
terecht. Ze was inmiddels zover hersteld van haar ongeluk, dat ze weer
een enigszins normaal leven kon leiden. Deze kunstenaarsgroep waartoe
zij behoorde, hield zich bezig met het
herwinnen van de eigen Mexicaanse cultuur.
Sinds de Spaanse veroveringen waren de Indiaanse elementen in de cultuur
sterk teruggedrongen. Vanaf de 19de eeuw tot de revolutie (1910)
werd de Europese kunst bevorderd. Nu begon er een omschakeling op gang
te komen, en Kahlo omarmde die. Ze leerde o.a. de fotografe Tina Modotti kennen, en via
haar ontmoette ze de beroemde Mexicaanse muralist
Diego Rivera.
Mexico City - Palacio
Nacional
Muurschildering van Diego Rivera, het leven in de tijd van de Azteken
(de stad Tenochtitlan)
Rivera was onder de indruk van haar doeken en raadde haar
aan verder te gaan in de schilderkunst.
http://en.wikipedia.org/wiki/Diego_Rivera
In 1929 trouwde ze met deze beroemde schilder, die 20 jaar ouder
was dan zij. Hun stormachtige, gepassioneerde relatie overleefde
ontrouw, de stress van carričres, echtscheiding, een nieuw huwelijk, Frida’s bi-sexuele affaires, haar slechte gezondheid en de
onmogelijkheid om kinderen te krijgen. Frida zei hierover: ‘Er zijn me
in mijn leven twee ernstige ongelukken overkomen… Het ene was het
ongeluk met de tram en het andere Diego.” Ze heeft namelijk emotioneel
zwaar geleden onder haar relatie met Diego Rivera.
Nogmaals de Twee Frida's
(1939)
Een dubbel zelfportret,
waarop haar pijn van dat moment duidelijk zichtbaar is. De witte,
hooggesloten jurk wijst op haar Duitse achtergrond van vaders kant. De
rechter Frida draagt traditionele Mexicaanse kleding.
Bij beide Frida's is het hart zichtbaar. Het linkerhart is echter een
hart dat stuk is, een bloedend hart. Het rechterhart is heel.
Ze houden elkaars hand vast en vóór de onrustige wolkenhemel is een ader
te zien, die beide Frida's met elkaar verbindt.
Tussen 1930 en 1933 woonde het echtpaar grotendeels in Amerika, maar
Kahlo was hier niet erg gelukkig.
Toen Rivera dan ook nog een relatie met haar zus begon, ging Kahlo een
tijdje apart wonen. Ze leerde de Amerikaans-Japanse beeldhouwer Isamu
Noguchi kennen en begon een verhouding met hem.
Frida Kahlo heeft ca. 200 schilderijen en tekeningen gemaakt die met de
belangrijke ervaringen in haar leven te maken hebben, de fysieke en
emotionele pijn en haar turbulente relatie met Diego.
En dus veel zelfportretten.
Haar werk is doordrongen van Mexicaanse volkskunst en de cultuur
van vóór Columbus.
Al rond 1929 zette de groep kunstenaars waartoe zij behoorde zich in
voor een zelfstandige Mexicaanse kunst. Er werden in die tijd
muurschilderingen gemaakt, die de nationale geschiedenis toegankelijk
moesten maken voor de grote aantallen analfabeten. In haar
zelfportretten beeldde Kahlo zich meestal af in eenvoudige landelijke
kleding of in Indiase kledij.
In 1938 reisde Frida Kahlo naar de Verenigde Staten om een
solotentoonstelling voor te bereiden. Voor deze tentoonstelling was veel
belangstelling in de pers.
In 1939 reisde Kahlo naar Parijs. André Breton wilde hier een
tentoonstelling organiseren. Het dreigde allemaal niet te gaan lukken,
totdat Marcel Duchamp er zich voor inzette. Zo werd haar werk toch in
Parijs getoond, samen met o.a. Mexicaanse schilderijen uit de 18de
en 19de eeuw.
In hetzelfde jaar gingen Rivera en Kahlo scheiden.
Kahlo was eenzaam en weigerde financiële ondersteuning van Rivera. Ze
probeerde in haar levensonderhoud te voorzien door veel te schilderen.
De scheiding duurde niet lang; al in 1940 trouwden ze voor de tweede
keer.
Kahlo nam in Mexico vaak deel aan groepstentoonstellingen en bracht
verder veel tijd door in bed en in ziekenhuizen, vanwege haar slechter
wordende gezondheid.
Vanaf 1950 kon ze zich nauwelijks nog voortbewegen en was ze aangewezen
op een rolstoel en op pijnstillende middelen.
In 1953 had ze haar eerste solotentoonstelling in Mexico. Een criticus
gaf als commentaar, dat het onmogelijk was om het leven en het werk van
deze bijzondere vrouw te scheiden. Haar schilderijen zijn haar
biografie.
Zowel Frida als Diego waren jarenlang heel actief in de Communistische
Partij van Mexico.
Begin juli 1954 verscheen Frida voor het laatst in het openbaar. Ze nam
toen deel aan een communistische demonstratie (tegen de Amerikaanse
interventie in Guatemala). Spoedig daarna, op 13 juli van dat jaar,
overleed ze op de leeftijd van 47 jaar.
Haar as bevindt zich in een precolumbiaanse pot in het zogenaamde
‘blauwe huis’, dat ze deelde met Rivera. Een jaar na haar dood heeft
Rivera het huis aan de Mexicaanse regering geschonken en het staat nu
bekend als het ‘Museo Frida Kahlo’.
Frida Kahlo 1931
Meer weten?
http://en.wikipedia.org/wiki/Frida_Kahlo
(Eng.)
Pictures:
http://www.frida-kahlo-foundation.org/
'Frida Kahlo', Andrea Kettenmann
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
terug
----
WASSILY KANDINSKY
Wassily Kandinsky
(Moskou, 4 december 1866 – Neuilly-sur-Seine, 13 december 1944) was een
Russisch-Franse kunstschilder en graficus en wordt beschouwd als de
grondlegger van de abstracte kunst. Kandinsky behoort tot de
belangrijkste kunstenaars van de vorige eeuw.
In 1871 verhuisde het gezin Kandinsky van Odessa naar Moskou. Kandinsky
studeerde rechten en economie en schilderde in zijn vrije tijd. Na
afsluiting van zijn studie reisde hij in 1892 naar Parijs.
Na deze reis was hij aanvankelijk als jurist verbonden aan de
Universiteit van Moskou. Een expositie van Franse impressionisten in
Sint Petersburg bracht hem in aanraking met de moderne schilderkunst van
die tijd.
'Plotseling zag ik voor het eerst een schilderij (in een galerie in
1896). In de catalogus ontdekte ik dat het een korenschelf was (een
schilderij van Monet). Ik kon het niet als zodanig herkennen.. .Ik
bemerkte dat het schilderij je niet alleen maar raakte, maar dat het op
het bewustzijn een onuitwisbaar merkteken achterliet, en dat je het op
de meest onverwachte momenten nog voor je zag zweven, compleet met alle
details.'
Nadat Kandinsky een
juridische loopbaan in Rusland had afgebroken vertrok hij naar
Duitsland, waar hij zijn opleiding als kunstenaar in München ontving.
München werd in die tijd het centrum van de Duitse Jugendstil. In
de periode 1901-1906 verbond Kandinsky sprookjesachtig aandoende
elementen van de Russische kunst met de decoratieve tweedimensionale
elementen van de Jugendstil, en daarnaast maakte hij
impressionistische schilderijen. Ook maakte hij houtsneden waarin hij
Russische legenden, liederen en sprookjes met figuren in nationale
klederdracht uitbeeldde.
Van 1904-1908 reisde hij veel, o.a. naar Italië, Frankrijk en Nederland.
'Destijds (rond 1906) probeerde ik door lijnvoering en verdeling van
bonte stippen het muzikale van Rusland uit te drukken. In andere doeken
uit die tijd is het tegenstrijdige en later het excentrieke van Rusland
weerspiegeld.'
Rijdend Paard, 1905-'07 |
Murnau -
Landschap met spoorweg en kasteel, 1909 |
Van 1909 tot 1914 woonde
Kandinsky met Gabriële Münter in Murnau in Zuid-Duitsland. In deze jaren
schilderde hij zijn eerste abstracte werken. In 1909 stichtte hij de
Neue
Künstlervereinigung München, waarbij zich o.a. Paul Klee, Alfred
Kubin en August Macke aansloten. Zijn eerste puur abstracte werk
schilderde Kandinsky in 1910 en hij kan daarom als één van de
grondleggers van de abstracte kunst worden beschouwd. De kunst van
Kandinsky ontwikkelde zich steeds meer in de richting van een pure, van
inhoud losgemaakte kleurenharmonie.
'Over het algemeen is de kleur dus een middel om directe invloed op de
ziel mee uit te oefenen. De kleur is de toets. Het oog is de hamer. De
ziel is de piano met haar vele snaren. De kunstenaar de hand die
doelgericht door deze of gene toets de menselijke ziel doet
vibreren.'(1910)
In 1911 was hij, samen
met Franz Marc, oprichter van de kunstenaarsgroep de Blaue Reiter
en schreef hij zijn boek Über das Geistliche in der Kunst (1912),
een inleiding in de abstracte kunst. Hij deelde zelf zijn schilderwerk
in in drie groepen. De improvisaties ontstonden intuďtief, in de
impressies bleef de realiteit nog herkenbaar en de composities
werden met ontwerpen nauwkeurig voorbereid en goed doordacht.
Van 1910-1914 gebruikt Kandinsky herhaaldelijk het motief paard en
ruiter.
Zonder titel, 1910
'De zon smelt Moskou aaneen tot een vlek die als een dolle tuba heel het
innerlijk doet vibreren. Roze, lila, gele, witte, blauwe,
pistache-groene, vuurrode huizen, kerken, het razend groene gras... Dit
tijdstip te schilderen leek me het onmogelijkste en hoogste geluk voor
een kunstenaar.'
Tussen 1914 en 1921
verbleef hij in Rusland. Vanaf 1922 doceerde hij in Duitsland aan het
Bauhaus, gaf daar o.a. les in muurschilderen en hernieuwde het
contact met Paul Klee (1879-1940). Kandinsky’s schilderijen uit die tijd
tonen grote veranderingen ten opzichte van zijn Blaue Reiterperiode.
Er is sprake van toenemende geometrisering van de vormen (lijnen,
cirkels en driehoeken) en koeler kleurgebruik. Vooral de cirkel begint
een steeds belangrijker plaats in te nemen in zijn werk, vooral in de
jaren 1925-1929.
In 1928 verzorgde de kunstenaar de enscenering en de decors voor de
opvoering in het Dessauer theater ( Bauhaus was inmiddels naar Dessau
verhuisd) van Schilderijen van een tentoonstelling op de muziek
van Modest Moussorgsky.
In 1933 verliet hij Duitsland en vestigde zich in Frankrijk.
Werk van Kandinsky is o.a. te zien in
museum
Boijmans Van Beuningen in
Rotterdam.
Van Wassily Kandinsky bezit het museum in totaal dertien werken,
beginnend met een vroege, sprookjesachtige voorstelling uit 1904 en
eindigend met een doek uit 1935 in de voor die periode zo kenmerkende,
organisch abstracte vormentaal.
Improvisatie "Klamm", 1914
Twee ovalen, 1919
In het blauw, 1925
Gematigde vlucht, 1944
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
terug
----
GUSTAV KLIMT
Gustav
Klimt (1862 - 1918)
Wiener Secession
In Oostenrijk had de
opbloei van de industrie eind 19de eeuw een nieuwe klasse van vermogende
kapitalisten voortgebracht. Veel leden van deze nieuwe klasse imiteerden
de levensstijl van de adel en werden enthousiaste kunstverzamelaars.
Het Wenen van rond de eeuwwisseling staat voor een van de boeiendste
periodes uit de kunst- en cultuurgeschiedenis.
De bourgeoisie was berucht om haar hang naar pracht en praal.
In deze context ontstond de Wiener Secession, een
kunstenaarsvereniging die werd opgericht in 1897. Met als prominentste
schilder Gustav Klimt.
Dit soort organisaties werden opgericht als alternatief voor de als (te)
conservatief ervaren academies. In Duitsland en Oostenrijk werden ze
aangeduid met de term ‘Secession’. Ze zijn te vergelijken met de ‘Salons
des indépendants’ in Frankrijk, die er ook naar streefden om kunst vrij
te kunnen tonen, zonder onderworpen te zijn aan allerlei regels en
voorschriften. De Secession had geen duidelijk programma, maar haar
doelstellingen waren ambitieus: Deze kunstenaars wilden de hele
Oostenrijkse kunstwereld vernieuwen. Daarnaast wilden ze alle beeldende
en toegepaste kunsten samenbrengen. Ze streefden naar een
Gesamtkunstwerk.
I lock my door upon myself - Fernand Khnopff
Buitenlandse symbolisten
waren zeer geliefd. Iemand als bijvoorbeeld Jan Toorop en Fernand
Khnopff. ‘I lock my Door upon myself’ is een interessant voorbeeld.
Misschien kom ik hier later nog eens op terug. Ik volsta nu met te
zeggen, dat de titel goed weergeeft waar het symbolisme voor staat. Je
sluit de deur naar buiten toe en richt je op je innerlijk. Het doel van
de symbolisten was zich af te wenden van wat zij zagen als het
‘materialisme van het impressionisme’. In plaats daarvan probeerden zij
iets op te roepen, een stemming te duiden, of een abstract idee - om zo
hun werk ‘meer’ te maken zoals poëzie en muziek. Geen van beide toont
immers de wereld op een letterlijke manier.
Ook Vincent van Gogh en Edward Munch vielen in de smaak bij de Secession.
Links: Van Gogh
rechts: Schiele
Gustav Klimt
Gustav Klimt (1862-1918) studeerde aan de Weense Kunstgewerbeschule.
Vanaf 1882 maakte hij met zijn broer Ernst wandschilderingen voor
openbare gebouwen, waarbij hij steeds experimenteler werd. Zijn erotisch
getinte ornamenten en schilderingen voor de Weense universiteit
veroorzaakten in 1894 een schandaal.
Uit verzet tegen het classicistische Weense establishment richtte hij,
samen met andere kunstenaars, in 1897 bovengenoemde Secession op, om het
werk van jonge avantgardistische kunstenaars te stimuleren. Onder de
leden van de Weense Secession bevonden zich niet alleen schilders, maar
ook architecten en decoratieve kunstenaars. Ze publiceerden een eigen
tijdschrift, waarin ze hun ideeën uiteen zetten.
Hun motto was: ‘Laat elk tijdperk zijn kunst, laat kunst haar vrijheid.’
Deze kunstenaarsgroep ontwikkelde de Weense versie van de Art Nouveau en
was sterk gericht op de ontwikkelingen in de internationale westerse
kunst. Maar ondanks dat lag het grootste belang van de beweging toch in
het werk van Klimt.
Klimt's werk omvat visioenen die vervuld zijn met leven, maar waarin ook
vaak de dood voelbaar of zichtbaar is.
In 1891 ontmoette Klimt Emilie Flögel, die zijn partner en muze werd.
Elke zomer ging hij met
haar en haar familie op vakantie in Salzkammergut. En dat leverde veel
schilderijen van landschappen op, waaronder ‘Rozenstruiken onder de
bomen’, ca. 1905. Aan de platte ruimte en golvende contouren is te
zien dat hij beďnvloed werd door de Japanse kunst. Toch doet het werk
ook bijna abstract aan.
Als we naar De Zonnebloem (linksboven) kijken (1906-1907),
dan zien we een iets meer
naturalistisch schilderij. Het is interessant om deze naar beneden
gebogen zonnebloem straks eens te vergelijken met De Kus, die hier na 'Filosofie'
wordt getoond.
[Ter vergelijking: Twaalf zonnebloemen, 1888/'89 van Vincent van Gogh,
rechtsboven.
Van Gogh decoreerde zijn Gele Huis met schilderijen van zonnebloemen.
Gauguin zou zich daar namelijk bij hem voegen en Van Gogh wist, dat
Gauguin dol was op zonnebloemen. Van Gogh gebruikte voor dit schilderij
verschillende geeltinten. Zo is een helder en zonnig schilderij
ontstaan, met een compleet andere uitstraling dan De Zonnebloem van
Klimt]
Filosofie
Er brak een storm van
kritiek los toen Klimt zijn Filosofie en Geneeskunde (ca. 1900)
exposeerde. Met name het uitgesproken erotische karakter van de beide
schilderijen deed veel stof opwaaien.
De Duítse modernisten interesseerden zich sterk voor wat er in het
buitenland op dat moment gebeurde. De Oostenrijkers spiegelden zich
vooral aan oudere voorbeelden van het Symbolisme en de Jugendstil. Klimt
maakte graag gebruik van allegorieën (= symbolische voorstellingen) en
had veel invloed op Schiele.
Na een reeks van onenigheden vertrekt Klimt in 1905 bij de Weense
Secession en richt een nieuwe groepering op, de Klimtgruppe.
In 1908 wordt De Kus voor het eerst geëxposeerd, het meest
bekende schilderij van Gustav Klimt. Dit schilderij maakt deel uit van
een serie schilderijen dat hij aan het thema ‘Omhelzing’ heeft gewijd.
De Kus vormt het hoogtepunt van Klimt’s ‘Gouden Fase’ (ca.1899-1910).
Als we het schilderij wat nader bekijken, dan zien we aan de voeten van
de vrouw dat zij knielt. Ook al houdt de man zijn hoofd gebogen, toch
lijkt het alsof de vrouw groter is dan de man, wanneer beiden zouden
staan.
De vrouw lijkt te knielen in een bloembed, zij het dat het perspectief
vervormd is. Aan haar kant vallen gouden ‘linten met driehoekige
ornamenten’ over de bloemen. Het zou kunnen zijn dat dat het extreem
lange haar van de vrouw moet verbeelden. Daarmee lijkt ze een ‘femme
fatale’. Een archetype dat zowel in de kunst als de literatuur voorkomt
en voorgesteld wordt als een vrouw die haar schoonheid en seksualiteit
gebruikt om mannen te verleiden en in het ongeluk te storten. Een femme
fatale is typisch stijlvol, arrogant, sterk, seksueel onafhankelijk,
intelligent en heeft een laag beeld van mannen. Femmes fatales worden
vaak geportretteerd met extreem lang haar. Dit konden ze gebruiken om de
mannen mee te verstrikken of vast te binden.
Boven, links: Judith
I, 1901 - De associatie van dood en seksualiteit, van
Eros en Thanatos, fascineerde Freud en Klimt. En eigenlijk heel
toenmalig Europa.
Boven, rechts: Judith II (Salomé), 1909 - Judith of
Salomé?
Het Bijbelverhaal over Judith is een van de weinige uit de Bijbel waarin
de vrouw machtiger is dan de man. Judith hakt het hoofd af van
Holofernes. Veel kunstenaars hebben zich laten inspireren door dit
dramatische verhaal. Salomé veroorzaakte de onthoofding van Johannes de
Doper. Ook zij was een voorbeeld van een femme fatale.
Het schilderij ‘Adčle Bloch-Bauer I’ is een ander topwerk uit
dezelfde periode. Het is een werk van 138 x 138 cm. Klimt heeft er zeker
drie jaar aan gewerkt, tussen 1904 en 1907. Hij maakte honderden
schetsen en verwerkte er echt goud in.
Zestig jaar lang was dit schilderij het uithangbord van een Galerie in
Wenen. Het schilderij viel echter onder de ‘Nazi-roofkunst’, omdat het
van de joodse eigenaren was ontvreemd. Na een jarenlange juridische
strijd moest de Oostenrijkse overheid het kunstwerk terug te geven aan
de rechtmatige erfgenamen.
De erfgenamen van de familie Bloch-Bauer, waaronder Maria Altman,
verkochten het schilderij vervolgens in juni 2006. De verkoopprijs was
op dat moment het hoogste bedrag dat iemand ooit voor een schilderij had
betaald. In november 2006 werd een zogenaamde dripping van Jackson
Pollock voor een nog hoger bedrag verkocht. De bedragen die inmiddels
voor beroemde kunstwerken werden betaald, rezen de pan uit.
Dood en Leven, rechts detail
Tijdens zijn laatste levensjaren concentreerde Klimt zich op
vrouwenportretten. Degenen die het werk van Klimt omarmen doen dit
meestal vanwege hun fascinatie voor Klimts hoofdthema: (de schoonheid
van) vrouwen. Daarnaast schilderde hij vooral landschappen en
erotische allegorieën. Een van die latere werken is ‘Dood en Leven’.
Hij begon in 1908 met dit werk, het jaar van de Kunstschau in Wenen, die
hij mede had georganiseerd. Hij voltooide het schilderij pas in 1915.
Het is eveneens een werk uit zijn Gouden Fase. Het is een groot
schilderij, 178 x 198 cm. Het bevindt zich nu in het Leopold Museum in
Wenen.
De thema's Vrouwen, Leven en Dood stond centraal in zijn tijd en werd
ook omarmt door schilders als Oskar Kokoschka, Edvard Munch en Egon
Schiele.
Links: Portret van Amalie Zuckerkandl 1917/1918 - in Belvedere, Wenen,
rechts: Portret van Fritza Riedler, 1906
De drie levensfasen van
de vrouw, 1905
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
terug
----
CHRISTIAN SCHAD
Christian Schad (Miesbach,
21 augustus 1894 - Stuttgart, 25 februari 1982) was een Duits
kunstschilder en fotograaf. Hij wordt voornamelijk gerekend tot de
stroming van de Neue Sachlichkeit.
Sonja, 1928
Zijn werk is over de hele wereld in toonaangevende collecties
vertegenwoordigd. De koele uitstraling, het gladde oppervlak, de
erotische lading en opvallend grote ogen van de geportretteerden als
‘spiegels van de ziel’ hebben zijn portretten tot iconen van de jaren
’20 gemaakt. Zowel de decadentie als het unheimliche van de
roaring twenties heeft de Duitse kunstenaar als geen ander weten te
vangen. Minder bekend, maar tevens hooggewaardeerd, is zijn door het
kubisme en dadaďsme beďnvloede vroege werk. Schad is een van de
uitvinders van het fotogram, door de dadaďst Tristan Tzara
‘schadografie’ genoemd, een techniek waarbij objecten op fotopapier
worden gelegd en direct – dus zonder camera – worden belicht. Deze
werken waren een voorbeeld voor tijdgenoten als Man Ray, László
Moholy-Nagy en El Lissitzky en inspireren tot op de dag van vandaag
talloze kunstenaars.
Maika, 1929
Ten tijde van het
naziregime leefde Schad een teruggetrokken leven en trachtte hij met
conservatieve, zachtgetekende portretten geld te verdienen. Een van die
portretopdrachten voerde hem in 1942 naar Aschaffenburg in het
noordwesten van Beieren, waar hij tot aan zijn dood, veertig jaar later,
zou blijven wonen. Het grotendeels onbekende werk dat daar in de jaren
’50 ontstond, heeft abstraherende kenmerken. In die jaren betrad hij –
met grafische middelen en het gebruik van Resopal als drager – onbekend
terrein.
Zijn werk uit de jaren ’60 en ’70 bestempelde Schad zelf als magisch
realisme. Hierin werd de door Schad meesterlijk beheerste
realistische schilderkunst verrijkt met vervreemdende elementen. Uit
deze werken, die zijn ontstaan in de tijd van internationale
kunststromingen als pop art en fotorealisme, blijkt dat de
zeventigplusser met zijn tijd meeging. Maar ook in zijn herbezinning op
dadaďstische technieken en uitdrukkingsvormen vertoont Schad
interessante overeenkomsten met jonge kunstenaars uit die tijd.
Na de Tweede Wereldoorlog
was naturalistisch schilderkunst in West-Duitsland uit den boze – zo
kort na de ervaringen met het totalitarisme dienden de kunstuitingen van
een democratische samenleving abstract te zijn. Daarom genoot Schad
destijds in de DDR, waar zijn werk al in 1956 werd tentoongesteld, meer
bekendheid. Ondanks zijn lange leven heeft Christian Schad zelf maar
weinig kunnen profiteren van zijn late ontdekking en de groeiende
waardering voor ook zijn late werk.
Kenmerkend voor deze
periode in het werk van Schad is de bewegingloosheid van de afgebeelde
personen. Met de ongekend nauwkeurige weergave van de huid maar vooral
ook de koele blik van de geportretteerden bereikt Schad drastische
schildermethode hier zijn hoogtepunt. Hoewel er nog steeds veel aandacht
aan de ogen is besteed, overheerst de onbewogen afstandelijkheid, zonder
emotie, met de blik strak op de beschouwer gericht. Agosta, een medische
rariteit, vertoonde zich op de kermis Onkel Pelle in de Berlijnse wijk
Wedding. Met zijn gedeformeerde borstkas werd hij aan de studenten van
de Berlijnse universiteitskliniek Charité gepresenteerd. In het theater
waar Agosta optrad, vertoonde ook de zwarte Rasha haar kunsten met een
boa constrictor. Ze was, anders dan vaak wordt beweerd, niet de
echtgenote van Agosta.
Schad was zeer
geďnteresseerd in de weergave van karakteristieke types en deze hebben
dan ook een wezenlijke bijdrage geleverd aan Schads betekenis voor de
kunst van de nieuwe zakelijkheid: hij toont hun lichamelijke afwijking
op zeer realistische wijze. Tegelijkertijd beschermt hij de
kwetsbaarheid van de geportretteerden door hun ziel verborgen te houden
en hun lichaam te voorzien van een volkomen smetteloze, ongenaakbare
huid. Zo, opgetild uit hun dagelijkse beslommeringen, zijn ze
onaantastbaar. Van dit schilderij, in 1929 gemaakt in Berlijn, bestaan
twee houtskooltekeningen uit hetzelfde jaar met dezelfde modellen, die
Schad waarschijnlijk ter plekke heeft vervaardigd.
Zelfportret met model, 1927
Zelfportret met model
is een van de beroemdste exponenten van de nieuwe zakelijkheid. Het
verbeeldt op unieke wijze het illusieloze denken dat in deze tijd in
zwang raakte. Schad toont zich hier niet, zoals wellicht voor de hand
zou liggen, als kunstenaar maar als hoofdrolspeler in een provocerende
enscenering. Hij heeft zichzelf afgebeeld in zittende pose met op de
achtergrond een naakte vrouw, kennelijk net na de geslachtsdaad. Hij
onderwerpt zich zonder mededogen aan zijn eigen blik. Zijn doorzichtige
groene hemd fungeert als een beschermend omhulsel en in zijn
zelfverliefdheid zoekt hij nadrukkelijk geen contact met de vrouw. Het
doorzichtige hemd maakt deze indruk nog sterker dan wanneer hij volkomen
naakt zou zijn. Lichamelijkheid en ontoegankelijkheid worden daarmee in
gelijke mate zichtbaar gemaakt. De blik van de kunstenaar is argwanend,
de stemming onderkoeld. Beiden hebben elkaar niets te zeggen. Zijn
lichaam is naar rechts gedraaid, het hare naar links: het lijkt of ze
zich met opzet van elkaar afwenden.
detail
Tussen hun beider hoofden
zweeft een narcis, mogelijk een symbool voor het narcisme van beide
figuren. De vrouw draagt haar donkere haar in een pagekapsel met
zijscheiding. Zij symboliseert een type vrouw dat in de jaren ’20 grote
populariteit genoot: niet buitengewoon aantrekkelijk maar ook niet
afstotelijk. Haar linkerwang is bedekt met een sfregio, een
litteken van een wond die jaloerse Zuid-Italiaanse mannen hun vrouwen
toebrachten. Schad kende dit fenomeen uit Napels. De achtergrond van het
schilderij wordt gevormd door het schaduwsilhouet van een stad met
donkere hemel en schoorstenen. De ruimte krijgt door het ontbreken van
onderlinge verbanden een irreële lading. Het overdreven accent op de
afzonderlijke details, de scherpe afbakening van de verschillende
onderdelen en de strenge lineariteit creëren de onwerkelijke, glazen
sfeer die zo kenmerkend is voor Schads kunst uit deze tijd en die in dit
portret culmineert.
Naoorlogse werken
Schads naoorlogse werk is
relatief onbekend gebleven. De periode begint met een stilistische breuk
ten opzichte van de jaren ’40 en aandacht voor internationale
voorbeelden. Schads werk vertoont nu de sporen van zijn vriendschap met
Francis Picabia, zijn verering voor Jean Cocteau en Pablo Picasso, en
van het feit dat hij een tentoonstelling met werk van Ernst Ludwig
Kirchner samenstelde. In de DDR geniet Schad grote bekendheid en een
aantal Oost-Duitse kunstenaars beschouwt zijn portretten als
exemplarisch. Een post aan de kunstacademie van Oost-Berlijn wijst hij
echter af. Eind jaren ’60 ontstaat een tot nog toe ongepubliceerde reeks
collages, die verwantschap met de pop art vertonen. Ook zijn sterk
vereenvoudigde houtsneden van de late jaren ’60 en vroege jaren ’70
liggen in het verlengde van de Amerikaanse pop art en toegepaste
grafiek.
Pavonia, 1966
Op papier experimenteert Schad nog altijd graag, maar de weinige
schilderijen die in de laatste twee decennia van zijn leven ontstaan
(zo’n één ŕ twee per jaar) blijven de realistische schildertrant trouw.
In de jaren ’60 keert hij terug naar het magisch realisme en sluit hij
ook thematisch bij zijn Berlijnse tijd aan. Nu ontstaan doeken als
Engel in de chambre séparée en Pavonia , die symbolisch naar
het seksleven van de bohčme verwijzen. Deze late schilderijen
overtreffen het werk uit de jaren ’20 nog in klaarheid en doen juist
daardoor tergend gladjes aan. Schads geheel eigen portretstijl, zijn op
de oude meesters georiënteerde schildertechniek, de bedrieglijk echte
weergave van huid en de latente erotiek, weten kunstenaars tot op de dag
van vandaag te inspireren.
Bettina, 1977
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
terug
----
CHARLEY TOOROP
1940
Charley Toorop (Katwijk,
1891 — Bergen (Noord-Holland), 1955) was een Nederlandse schilderes en
lithograaf.
Zij is de dochter van Jan Toorop. Haar zoon Edgar Fernhout werd eveneens
kunstschilder. Haar andere zoon, John Fernhout, werd filmer.
Jeugd
De jeugd van Charley Toorop werd overschaduwd door de crises die het
huwelijk van haar ouders vanaf het begin kenmerkten. Haar vader Jan
Toorop, die in 1858 op Java was geboren uit een Europese vader en een
moeder van Chinees-Brits-Indische afkomst, trouwde in 1886 met de uit
een gegoede Engelse familie geboren Annie Hall. Het overlijden van hun
eerste kind in 1887 bracht een verwijdering teweeg tussen de
echtelieden. De geboorte van hun dochter Charley in 1891 veranderde daar
weinig aan. Na een verblijf in Katwijk, waar het gezin Toorop vanaf 1899
de voor hen door bouwmeester H.P. Berlage gebouwde villa 'De Schuur'
bewoonde, vertrok Annie Toorop in 1902 met haar dochtertje naar
Engeland. Daar werd ze rooms-katholiek. In 1905 bekeerde ook vader Jan
Toorop zich tot dit geloof.
Charley had een muzikale aanleg en leek voorbestemd om een loopbaan als
violiste te volgen. Haar beide ouders stimuleerden haar daarin. De
vioollessen die haar moeder haar tijdens het verblijf in Engeland liet
geven werden in 1903 nog voor korte tijd voortgezet in Parijs, maar
nadat moeder en dochter naar Nederland terugkeerden, en in 1905 opnieuw
bij Jan Toorop introkken, werden deze vioollessen afgebroken en volgde
voor Charley een zangstudie in Amsterdam, waar de Toorops gedurende de
wintermaanden verblijf hielden. Diverse bekende musici musiceerden bij
de Toorops aan huis. Door de vriendenkring van haar vader leerde Charley
ook beeldende kunstenaars kennen.
Titel en jaartal onbekend
Kubisme
Vanaf 1905 verbleef Jan Toorop 's zomers vaak in Domburg om er te
werken. Hij was er het middelpunt van een kunstenaarskolonie en liet
binnen- en buitenlandse kunstenaars in een door hem ingericht
kunstzaaltje exposeren. Zo kwamen contacten met o.a. Piet Mondriaan en
Jacoba van Heemskerck tot stand. In deze omgeving begon ook Charley zich
op het schilderen toe te leggen; in 1911 stelde zij luministisch getinte
werken in de kunstzaal van haar vader ten toon. In dat zelfde jaar werd
het Frans kubisme door de 'Moderne Kunstkring' in Nederland
geďntroduceerd met werken van o.a. G. Braque, Pablo Picasso, A. Derain
en H.Y.G. le Fauconnier; Charley Toorop nam aan deze tentoonstelling in
Amsterdam deel met luministische schilderijen en kwam zo in aanraking
met het kubisme. Deze vormentaal miste haar uitwerking niet op haar werk
en gaf haar impulsen tot een nieuwe wijze van werken, waarbij - meer dan
de formele kwaliteiten van het kubisme - het verlenen van inhoud en
expressie aan haar voorstellingen vooropstond.
Oude vrouw, 1915
Antroposofie
Inmiddels was er een breuk ontstaan met haar ouders toen zij een relatie
aanging met de protestants-christelijke filosofiestudent Henk Fernhout,
met wie Charley in 1912 in het huwelijk trad. Hun eerste kind , de
latere schilder Edgar Fernhout, wordt in Bergen geboren. De mystieke
inslag in het karakter van Charley Toorop - geërfd van haar halfoosterse
vader en gevoed door de theosofische en antroposofische ideeën uit de
Domburgse kring rondom Marie Tak van Poortvliet - kwam tot uiting in de
vroege portretten van haar kinderen Edgar (geb. 1912), John (geb. 1913)
en Annie (geb. 1916), die uitgebeeld werden met een uitstraling van hun
aura. In plaats van een precieze omschrijving van hun uiterlijk te geven
streefde Charley Toorop ernaar uitdrukking te geven aan het wezen van
haar kinderen: de expressie van het niet-zichtbare.
Expressionisme
Het vroege werk van Charley Toorop stond onder invloed van het
expressionisme. Haar grote voorbeelden waren o.a. de schilders van Der
Blaue Reiter, zoals Kandinsky, wiens werk Charley zag op een
tentoonstelling. Charley onderzocht de mogelijkheden van het
expressionisme: zij begon in haar werk vormen te vereenvoudigen en te
experimenteren met kleuren. In deze periode schilderde ze vooral
landschappen, portretten en zelfportretten.
Bergense School
Toen haar huwelijk met Fernhout in 1917 op een mislukking was uitgelopen
vertrok zij, na een kort verblijf in het kunstenaarshuis Meerhuizen te
Amsterdam, naar het Noord-Hollandse Schoorl. Sedert enkele jaren had
zich daar rondom Le Fauconnier een groep schilders gevestigd (de zg.
'Bergense School') met o.a. Leo Gestel, Dirk Filarski, Matthieu en Piet
Wiegman, die een van het kubisme afgeleide expressionistische
schildertrant huldigden met vereenvoudigde vlakken, zware contouren en
donkere kleuren, die zijn weerslag had op het werk van Charley Toorop in
deze jaren
Sociaal realisme
Mede onder invloed van een reis naar de Belgische mijnstreek de Borinage
in 1920, in het voetspoor van Vincent van Gogh, werd haar benadering van
de onderwerpen persoonlijker en kreeg haar kunst een
sociaal-realistische inslag. Daarbij ging zij in toenemende mate
werkelijkheidsgetrouw schilderen, waarbij de verworvenheden van het
kubisme en het expressionisme ondergeschikt gemaakt werden aan een zware
plastische vormgeving en een steeds meer op de werkelijkheid afgestemd
kleurgebruik.
In 1922 betrok zij haar door architect Piet Kramer ontworpen huis 'De
Vlerken' aan de Buerweg te Bergen (Nh), waar zij - met tussenpozen - tot
aan haar dood zou blijven wonen. Vanaf 1924 bracht zij de zomers meestal
door in Westkapelle op Walcheren, waar zij steeds weer uit de
boerenbevolking haar onderwerpen koos, die zij in haar zelf ontwikkelde
expressieve sociaal-realistische manier van schilderen op het doek
bracht: in plaats van een esthetische benadering van de personen die ze
schildert, krijgt de uitbeelding van de realiteit van maatschappelijke
situaties voorrang: zij schilderde typen, geen karikaturen, en gaf
daarmee haar visie op de sociale realiteit.
Titel en jaartal onbekend
Zelfportret 1922
In 1926 trok ze naar
Amsterdam, waar haar schilderkunst invloed onderging van de film.
Frontaal geschilderde figuren staan afzonderlijk naast elkaar, alsof ze
door lampen op een filmset zijn uitgelicht. Haar stillevens vertonen
verwantschap met het synthetisch kubisme van Juan Gris.
compositie met naakt, 1927 Zelfportret, 1928
Anarchisme
Na haar huwelijk met de anarchistisch ingestelde Henk Fernhout was haar
belangstelling voor het anarchisme gewekt, een belangstelling die nog
gevoed werd door het contact met de filmer Joris Ivens, die zij als
mede-initiatiefneemster voor de oprichting van de Film Liga in 1927 in
Amsterdam ontmoette. Haar relatie, vanaf 1928, met Arthur Lehning,
oprichter en hoofdredacteur van het nieuwe avant-garde tijdschrift "i
10" (1927-1929), wees haar de weg naar de meer theoretische
achtergronden van het anarchisme. Overigens had zij al vóór 1930
belangstelling gekregen voor het socialisme; in 1930 nam zij - samen met
o.a. Peter Alma en Gerrit Rietveld - deel aan de tentoonstelling
Socialistische Kunst-Heden in het Stedelijk Museum te Amsterdam.
Stilleven met bloemen en vruchten, 1927 Zelfportret met drie kinderen, 1929
In het stilleven met
bloemen zie je de invloed van de Nieuwe Zakelijkheid. Toorop keerde
terug naar het klassiek-figuratieve schilderen, maar dit schilderij
heeft ook kubistische elementen.
De compositie zelfportret met drie kinderen doet denken aan de
heroďsche beeldtaal uit die tijd, bijvoorbeeld in affiches voor
Russische realistische films.
Realisme
Eind jaren twintig, begin jaren dertig veranderde Charley Toorop´s stijl
van schilderen in een min of meer expressief, realistische stijl,
waarin ze vooral arbeiders, boeren en gewone mensen schilderde. Vanaf de
jaren '30 schilderde ze veel vrouwenfiguren, ook naakten en
zelfportretten in een krachtige, realistische stijl.
Vrouwenfiguren, 1931-'32
Zelfportret 1932-'33
Zelfportret 1934
In 1932 heeft Charley
Toorop het interieur van de door haar ontworpen en in 1921 door Piet
Kramer gebouwde en ingerichte gebouwde atelierwoning "De Vlerken" aan
de Buerweg 19 in Bergen (Noord-Holland)vervangen door een
Rietveld-interieur. Dit huis was een ontmoetingsplaats voor een
bijzondere kring van kunstenaarsvrienden: Piet Mondriaan, Adriaan
Roland Holst en Gerrit Rietveld maakten er deel van uit.
Crisistijd
De economische crisis die zich met de beurskrach van New York in 1929
aankondigde, had ook in de kunstwereld grote gevolgen. Kunstenaars
konden zich nauwelijks meer bedruipen. Charley Toorop legde zich toe op
beter verkoopbare genres. Ze schildertde vooral stillevens en was
voortdurend op jacht naar portretopdrachten.
In 1933 kwam Adolf Hitler in Duitsland aan de macht. Het
kunstenaarsverzet mobiliseerde zich in protestdemonstraties waaraan ook
Toorop deelnam. In Nederland ontstond belangstelling voor het culturele
erfgoed dat dreigde te verdwijnen... Het Meertensinstituut werd in 1930
opgericht om gebruiken, spreekwoorden en gezegden te onderzoeken en
beschrijven. In de schilderkunst was er hernieuwde belangstelling voor
de “Gouden’ 17de eeuw.
Maaltijd der vrienden, 1932-1933
De geportretteerde mensen
representeren maar in zeer beperkte mate de kunstenaarskringen waarin
Toorop zich beweegt. Het is Toorop er vooral om te doen om een
groepsportret te maken in de traditie van de Hollandse 17de
eeuwse schuttersstukken. Toorop schilderde hier o.a. haar kinderen,
Gerrit Rietveld, Pyke Koch en Adriaan Roland Holst.
In 1932/1933 ontstond de
Maaltijd der vrienden , een samengesteld groepsportret van de
vrienden in haar huis, dat door Gerrit Rietveld gemoderniseerd was. De
naderende oorlog en persoonlijke problemen versomberden haar leven,
hetgeen in haar portretten een neerslag vond. De oorlogstijd met
evacuatie uit haar atelier in Bergen, haar bezorgdheid voor haar
voormalige joodse schoondochter, die met John getrouwd was geweest, haar
weigering om lid van de Kultuurkamer te worden, maakten haar depressief.
Portret Nicoline, Gertruide en Josina de
Wolff Peereboom, 1938
Portret Mevr. L. Rademacher Schorer, l.
1929, r. 1939-'40
Clown, 1940-1941 |
De clown heeft
daadwerkelijk geposeerd. Hij had in het circus in Rotterdam
gewerkt. Bij het bombardement op de stad was hij alles
kwijtgeraakt. Hij vluchtte naar Bergen. Voor Toorop belichaamde
hij de absurditeit van de oorlog. Foto’s die Eva Besnyö van het
verwoeste Rotterdam maakte, gebruikte zij voor de achtergrond.
|
Zelfportret met wintertakken, 1944-'45
Ook na 1945 zag zij
gevaren in de kracht van een groeiend fascisme en in de macht van de
katholieke kerk: meer en meer vatte zij sympathie op voor het communisme
en ten slotte werd zij, in 1947, lid van de Communistische Partij van
Nederland.
De drie generaties, 1941-1951 |
Haar laatste
grote schilderij, de Drie Generaties, werd tussen 1941 en
1951 geschilderd. Zij beeldde daarin drie schilderskarakters
uit: haar vader Jan Toorop - in de vorm van een bronzen kop door
John Rädeker -, haar zoon Edgar en zichzelf. Een doek, waarin
ze waarheidsliefde en symboliek verenigde. |
Dit is Toorop’s
laatste zelfportret, dat ze enkele maanden voor haar dood
voltooide. Toorop schilderde zichzelf hier niet en-face, zoals
ze gebruikelijk deed.
|
Zelfportret, 1954-1955 |
Charley Toorop schiep een
eigenzinnig, zelfbewust en sociaal bewogen oeuvre.
Ze overleed op 5 november 1955 in haar huis in Bergen met een laatste
doek: 'Rozen in herfst' onafgemaakt op de ezel.
Belangrijk werk van haar is o.a. te zien in het Kröller-Müller Museum te
Otterlo.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
terug
----
MATTHIAS
WEISCHER
In 2008 bezochten
we de tentoonstelling van interieurs van Matthias Weischer in het Haags
Gemeentemuseum.Matthias Weischer (1973, Elte, Westfalen) werd eind jaren
negentig bekend als een van de voornaamste representanten van de Neue
Leipziger Schule. Weischer verbleef o.a. tijdelijk in het Villa Massimo
te Rome.
Matthias Weischer
studeerde van 1995 tot en met 2003 aan de Hochschule für Grafik und
Buchkunst in de Oost-Duitse stad Leipzig, waar hij onder invloed stond
van Neo Rauch en onder andere David Schnell ontmoet. Spoedig ontstaat
een groep gelijkgestemde kunstenaars die al snel bekend wordt als de
Neue Leipziger Schule. De kunstenaars die tot deze groep gerekend worden
vallen vooral op door hun schilderijen met een theatraal karakter op
groot formaat doek.
De
schilderijen van Weischer kenmerken zich door verweerde interieurs die
soms doen denken aan vervlogen tijden. De kamers zijn vaak ingericht als
theaterdecors, waarbij Weischer een variëteit aan objecten op een
ongebruikelijke manier combineert. Dit heeft een vervreemdend effect.
Bij het kijken naar deze schilderijen vallen Weischer's fascinatie voor
kleur, vorm , compositie en structuur op.
Zijn deze kamers ooit
echt bewoond geweest? Of zijn ze ontsproten aan de fantasie van Matthias
Weischer? Hij laat zich voor deze doeken inspireren door illustraties
uit cultuurhistorische boeken of interieurtijdschriften uit de jaren
vijftig en zestig.
Lounge 2005, Matthias Weischer
Onder invloed van zijn
verblijf in het Villa Massimo in Rome in 2007 zijn interessante
veranderingen waar te nemen. In de meest recente schilderijen, die van
een opmerkelijk kleiner formaat zijn, beeldt hij veelal schaars
ingerichte ruimtes af. Zijn kleurgebruik doet denken aan oude Italiaanse
fresco’s waarbij kleuren als lichtblauw en roze de boventoon voeren. De
schilderijen worden steeds vrijer, intuďtiever en spontaner opgezet. De
grote hoeveelheid aan objecten is vervangen door een enkele boomstam,
een kleed of een schedel. Niet de foto’s uit tijdschriften vormen het
uitgangspunt, maar een zelfgebouwd toneel dat Weischer in zijn kamer
maakte om er steeds nieuwe composities op uit te proberen. In een paar
jaar tijd heeft Weischer zich op een onvoorziene manier ontwikkeld; de
perfect doordachte schilderijen zijn vervangen door los opgezette
doeken, de complexe grote composities zijn verworden tot kleine
poëtische voorstellingen.
Trousers 2005, Matthias Weischer
Pipe 2007, Matthias Weischer
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
terug
----
GRANT WOOD
Woman with plants,
1929
Grant Wood (1891-1942)
Wood woonde en werkte het
grootste deel van zijn leven in Iowa, waarbij hij de meeste van zijn
onderwerpen uit zijn directe omgeving en persoonlijke ervaring putte.
Maar het zijn niet enkel primitieve afbeeldingen van het dagelijks
leven. Zijn kunst lijkt ons ook een verhaal te vertellen en maakt dat
het eenvoudige leven ertoe doet. Het is iets wat we algemeen en
wereldwijd herkennen.
De kunst van Wood omvat daarnaast ook humor en ironie. En hijzelf?
Op de meest populaire foto’s zie je hem als een vriendelijke, huiselijke
man, gekleed in een overall. Hij lijkt daarop op de buitenmens die hij
graag afbeeldde. Maar in werkelijkheid was hij veel kosmopolitischer.
Hij reisde meerdere keren naar Europa, studeerde aan een Académie in
Parijs en aan het Art Institute van Chicago, en was bevriend met vele
vooraanstaande intellectuelen van zijn tijd.
Jeugd
Grant Wood werd in 1891 geboren op een boerderij dichtbij het stadje
Anamosa, Iowa, als de tweede van vier kinderen. De eerste tien jaar van
zijn leven bestonden voornamelijk uit de dingen die hij later zou gaan
schilderen: het boerenleven, het wisselen van de seizoenen,
dorpsschooltjes, en de mensen die hier op het platteland leefden en
werkten. Het soort leven dat talloze mensen in Iowa leidden sinds de
staat omstreeks 1840 werd gesticht. Die jeugdervaring en Wood’s
herinneringen eraan vormden de basis voor zijn beelden als volwassene.
Er zijn een aantal boeken over zijn jeugd verschenen.
Links: Appraisal, 1931 Rechts: Boy milking cow,
1932
Toen zijn vader onverwachts stierf toen de jongen tien was, verhuisde mevrouw
Wood met haar kinderen naar het dichtbij gelegen Cedar Rapids. Een
stadje met ongeveer 45.000 inwoners, dat buitengewoon trots was op het
feit, dat het een van de grootste graanfabrieken van de Verenigde Staten
had. (nu Quaker Oats)
Die verhuizing zorgde voor grote veranderingen in Wood’s leven. Hij nam
meer zorg voor het gezin op zich, ging naar scholen in de stad en was
omringd door veel meer mensen dan voorheen, op de boerderij. Maar Cedar
Rapids was, net als menig stadje uit het Middenwesten in die tijd, een
plaats met achtertuinen, hokken met kippen, schuurtjes met paarden en
koeien. Deze elementen uit het leven in een kleine stad zouden ook
belangrijke onderwerpen worden voor Wood’s latere kunst.
Zoals dit: Spring in town, 1942:
Zijn belangstelling voor tekenen en schilderen begon al heel jong en
toen hij veertien was, besloot hij om kunstenaar te worden. Hij volgde
na de middelbare school een zomercursus aan de School voor toegepaste
kunst en ambacht in Minneapolis (1911/12). Hij werd leraar, gaf les en
verhuisde in 1913 naar Chicago, waar hij een winkel voor sieraden
opende.
In 1917 bouwde hij een bungalow voor zijn moeder.
Van 1919-1925 gaf hij lessen over kunst in Cedar Rapids. Ook maakte
hij in opdracht van lokale bedrijven wandschilderingen en portretten.
The coil welder
(lasser), 1925
Europa
In 1920 reisde hij naar Parijs. Daar schilderde hij stadsscčnes en ook
het omringende landschap, in een impressionistische stijl.
In 1923/24 onderbrak hij het lesgeven nogmaals om opnieuw naar Europa te
reizen. Dit keer naar Frankrijk en Italië.
Hoewel hij in Parijs aan de Académie Julian heeft gestudeerd, lijken de Europese kunststromingen hem
weinig te hebben beďnvloed. Blijkbaar had hij weinig interesse in de
moderne bewegingen in de Europese kunst van dat moment, want hij bleef
doorgaan met hetzelfde soort onderwerpen als voorheen, geploegde velden,
tuinen, schilderachtige huizen enz., in een impressionistische stijl.
Later is hij nog twee keer in Europa geweest, in 1926 in Parijs en in
1928 in München. Het opmerkelijke is, dat hij blijkbaar wel
geďnteresseerd was in andere culturen en kunststijlen, maar dat het zijn
keuze van onderwerpen of manier van schilderen maar in geringe mate
beďnvloedde. Als een verloren zoon keerde hij naar huis terug om zich te
wijden aan zijn vertrouwde onderwerpen, in z’n eigen stijl. De enige
verandering die zich misschien onder westerse beďnvloeding heeft
voorgedaan is de overgang naar een minder impressionistische, meer
realistische stijl. In München heeft hij immers kennisgemaakt met
schilderijen van Hans Memling en Rogier van de Weyden.
Wat mij opvalt is, dat de Europese kunstkenners deze beďnvloeding zien
en benadrukken, veel meer dan de Amerikaanse. Althans, voor zover ik
artikelen en boeken over Wood heb gelezen.
Grant Wood was gedurende
zijn leven niet alleen schilder. Naast schilderijen en muurschilderingen
heeft hij o.a. boekillustraties, gebrandschilderde ramen en interieurs
ontworpen.
Grant Wood, Sultry
night, 1937
Litho
Regionalisme
In 1934 werd hij een permanent lid van de faculteit aan de universiteit
in Iowa City. Hij werkte aan muurschilderingen voor de Iowa State
University bibliotheek in Ames. Hij gaf lezingen en bevorderde
Regionalisme en de oprichting van regionale kunstcentra. Hij werd door
Time magazine uitgeroepen tot een van de toonaangevende kunstenaars in
Amerika, waarbij in het artikel de Regionalistische weerstand tegen het vreemde, Europese modernisme werd verheerlijkt als een
'wending in
het tij van artistieke smaak in de VS '.
Spring in the country,
1941
Hij had sterke theorieën
over kunst en haar rol in de samenleving en was een uitgesproken
woordvoerder voor het belang van regionale identiteit binnen de
nationale cultuur en de betekenis van het plattelandsleven in Amerika,
ideeën die in het begin van de jaren dertig buitengewoon invloedrijk
waren. Deze overtuigingen, in combinatie met zijn representatieve
picturale stijl en openlijke focus op het Middenwesten (Midwest),
zorgden voor nationale aandacht. Maar zijn regionalistische agenda en
beelden zorgden ervoor dat Wood steeds meer op gespannen voet met de
kunstwereld kwam te staan. Die kunstwereld was inmiddels meer
geďnteresseerd in avant-gardistische trends, afkomstig uit
kosmopolitische en internationale centra.
February, 1937
litho
Kort na Woods
vroegtijdige dood in 1942, terwijl velen de suggestieve schoonheid en
scherpzinnige inzichten van zijn werk nog prezen, beschuldigden sommige
critici zijn kunst als 'gevaarlijk' en zelfs 'fascistisch'. De
intensiteit van het debat getuigt misschien juist wel van de kracht van
Woods kunst en ideeën.
De regionalistische ideeën die Wood onderscheidden, waren niet uniek. De
jaren twintig en dertig werden in Amerika gekenmerkt door een
wijdverbreide 'obsessie met het Amerikaanse’. En bij Wood waren ze een
natuurlijk uitvloeisel van zijn opvoeding, artistieke opleiding en zijn
persoonlijke identiteit.
‘American Gothic’ (1930)
is hiervan een kenmerkend voorbeeld en een van zijn meest beroemde
werken. De titel verwijst naar het gotische venster in het houten huisje,
de hooivork benadrukt dit nog. Het is een bestaand huis, in
werkelijkheid heel klein. Wat mij van dit werk het meest aanspreekt zijn de
beide personen, die ietwat strenge vrouw en de ernstige man. Hun
gelaatsuitdrukking en hun kleding. Een boer met zijn dochter (!). Volgens Wood moest het Amerika
weergeven. Een land dat de offers die nodig zijn om het te behouden meer
dan waard is.
American Gothic, 1930
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
terug
----
----
SCHILDERS, kort
A
- B
- C
- D
- E
- F
- G -
H -
I -
J -
K -
L -
M -
N -
O -
P
- R - S - T - U -
V - W - XYZ
A |
|
|
|
|
|
B |
top |
Bacon, Francis
|
Francis
Bacon (Dublin 1909 - Madrid 1992)
is een schilder van portretten, waarbij het gezicht of lichaam
vaak misvormd is.
Bacon kwam na een slechte jeugd in 1927 in Berlijn terecht, wat
op dat moment het centrum van kunst en architectuur was. Hier
volgde Bacon een opleiding tot binnenhuisarchitect. Hij ging
meubels maken in de stijl van Le Corbusier, maar besloot korte
tijd later om schilder te worden. In Parijs zag hij o.a.
tekeningen van Picasso en deze hadden een grote invloed op
Bacon.
De geportretteerden in zijn werk zijn vaak eenzame, wanhopige en
depressieve personen die in een chaotische wereld leven.
|
Baertling, Olle |
Olle
Baertling (Zweden, Halmstad1911- Stockholm 1981)
is een van de belangrijkste Zweedse constructivisten. Hij maakte
geometrische composities in primaire kleuren, die invloed van
Mondriaan tonen.
|
Bakst,
Léon-Nikolajewitsj |
Léon Bakst
(St.-Petersburg 1866 - Parijs 1924)
is het pseudoniem van Lev Samojlovitsj Rozenberg.
Tussen 1901 en 1910 schilderde Bakst vele portretten. Vanaf 1908
werkte hij voornamelijk als decorontwerper, o.a. voor de in
Parijs gevestigde Les Ballets Russes, die onder leiding van
Diaghilev door Europa trokken. Hij ontwierp decors voor
Cleopatra, Scheherazade en Daphnis en Cloë en werd hiermee een
van de populairste kunstenaars van Europa.
Zijn decorontwerpen hadden een grote invloed op de mode en het
interieurontwerp.
|
Balla, Giacomo
|
Giacomo
Balla (Turijn 1871 - Rome 1958)
was een Italiaans schilder en een van de belangrijkste
vertegenwoordigers van het Futurisme.
De beweging speelt een belangrijke rol in zijn werk. Dit brengt
hij tot uitdrukking in zijn schilderijen door achtereenvolgende
fasen van beweging te vangen in elkaar overlappende beelden. Hij
maakt daarbij gebruik van elementen van het sinthetisch
Kubisme.
|
|
|
|
|
C |
top |
Chagall, Marc |
Marc
Chagall (Vitebsk 1887 - Saint-Paul-de-Vence 1985)
was een Frans-Russische kunstenaar. Hij maakte boekillustraties,
o.a. voor Gogols Dode Zielen , ontwerpen voor
theaterdecors en kostuums, voor glasramen (kathedraal van Metz),
mozaďeken en wandtapijten (parlement Jeruzalem), beeldhouwwerk
en keramiek. Hij was dus een zeer veelzijdig kunstenaar. Maar in
de eerste plaats was hij schilder.
Herinneringen aan zijn Russische jeugd, zijn (chassidisch)
joodse opvoeding, spelen vanaf het begin een rol in zijn werken.
Een voorbeeld hiervan is Ik en mijn dorp uit 1911, dat nu
in het Museum of Modern Art in New York te zien is. Zijn werk is
te beschrijven als poëtisch-fantastisch.
|
Constable, John
Boat-building
near Flatford Mill, 1815 |
John
Constable (Suffolk 1776 - Londen 1837)
was schilder en aquarellist. Hij ontwikkelde zich al vroeg als
landschapstekenaar. Het heldere zonlicht bepaalde de tonaliteit
van zijn landschappen.
In zijn latere werken toont hij neiging tot romantische
bewogenheid.
Zijn kunst werd ondermeer in Frankrijk door de
impressionisten gewaardeerd en bestudeerd.
Hij is één van de grondleggers van de moderne
landschapschilderkunst.
|
|
|
D |
top |
Dali, Salvador
"Wie wil niet liever door geluk dommer worden dan wijzer door
schade?"
Geopolitical
child |
Salvador Dali y Domenech (Figueras 1904 - 1989),
was een zeer veelzijdig kunstenaar. Hij schilderde niet alleen,
maar was eveneens tekenaar, etser, filmer, fotograaf, ontwerper
van kostuums en decors voor theater, schrijver van o.a. essays.
Zijn vroegste werken tonen al zijn verwantschap met het
impressionisme en kubisme.
Rond 1928 zat hij in een zeer experimentele fase. De doeken
hebben vaak verschillende texturen, gemaakt met verscheidene
verfkunstharsen en een collage van grof zand en grind van
dichtbij gelegen stranden.
Een belangrijke periode in zijn werk wordt gekenmerkt door het
surrealisme (1929-1940).
De surrealisten werden beďnvloed door de ideeën van Sigmund
Freud en Dalí begon zijn eigen angsten en fantasieën te
verkennen en legde deze op doek vast. Ze ontlenen hun effect
aan de knappe techniek, en aan de vervreemding die de combinatie
van objecten en thema’s teweeg brengt. Tot zijn beroemdste
schilderijen behoren Versmeltende Tijd (1931) en
Brandende Giraffe (1935).
In 1941 gaf Dalí zijn surrealistische stijl op voor een meer
universele artistieke verklaring. Zijn interesse ging van
persoonlijke obsessie over op universele thema’s en hij raakte
gefascineerd door religie en moderne wetenschap. Dalí keek terug
om inspiratie te halen uit de klassieke en renaissancistische
kunst. Deze inspiratie deelde hij met Arno Breker, de Duitse
beeldhouwer die hij al vanaf zijn Parijse tijd kende en
bewonderde. Ook keek hij vooruit naar de wetenschappelijke
ontdekkingen van zijn eigen tijd.
Dalí liet zijn oeuvre na aan de Spaanse staat.
Meer info:
http://www.salvador-dali.org/en_index.html
|
Daniëls, René
Ziag-Zag Zigzag @ G. Lanting
|
René Daniëls
(Eindhoven, 1950)
was tot 1976 student aan de Akademie voor Kunst en Vormgeving
St. Joost in 's-Hertogenbosch.
Daniëls exposeerde voor het eerst te Düsseldorf in 1977. Hij
sloot zich aan bij een traditie waarin de nadruk ligt op de
relatie tussen taal en beeld, zoals bij Marcel Broodthaers.
Begin jaren tachtig deed René Daniëls mee aan tentoonstellingen
als Westkunst in Keulen, Zeitgeist in Berlijn en Documenta 7 in
Kassel. Hiermee werd hij een van de bekendste vertegenwoordigers
van de nieuwe schilderkunstige tendens die rond 1980 doorbrak,
met duidelijk expressionistische trekken. Zijn werk beweegt zich
op de grens tussen figuratie en abstractie en heeft vaak een
ironische inslag, vooral in de werken die naar het
kunst’bedrijf’ verwijzen.
Werken van René Daniëls zijn onder meer te zien in het Van
Abbemuseum in Eindhoven, De Pont in Tilburg, het
Bonnefantenmuseum in Maastricht en in enkele buitenlandse
musea, zoals de Tate Gallery in Londen.
|
Davie, James Alan |
James Alan
Davie (Grangemouth, Schotland, 1920)
is een schilder, musicus en lithograaf.
Eind 1930 studeerde hij aan het Edinburgh College of Art. Davie
reisde veel en kwam daardoor in aanraking met andere schilders,
zoals Paul Klee, Jackson Pollock and Joan Miró. Maar ook
andere culturen lieten hun sporen na in zijn werk.
Zo tonen sommige werken zijn affiniteit met
Zen. Deze ontstond o.a. na het lezen van ‘Zen in the Art
of Archery’(Zen en de kunst van het boogschieten) van
Eugen Herrigel . Naar aanleiding hiervan probeerde Davie zo
automatisch mogelijk te schilderen, waardoor dingen uit zijn
onderbewuste naar boven komen. Hij was bovendien gefascineerd
door het werk van Carl Jung.
Veel van Davie’s werken zijn ontstaan door boven het schilderij
te staan, terwijl het doek of papier op de grond ligt.
|
Disler, Martin
Zonder titel |
Martin Disler (Seeuwen 1949 - Genčve, 27 augustus 1996)
is een Zwitsers schilder, tekenaar en dichter. Hij werd rond
1980 internationaal bekend.
Zijn vroege werk bestaat uit grote aantallen vaak minuscuul
kleine tekeningen, schetsen en krabbels, waarion hij een eigen
vocabulaire van tekens ontwikkelde, vaak vergezeld van
poëtisch-filosofische teksten.
Via grote, zwarte tekeningen, waarin dan ook losse lichaamsdelen
als 'tekens' figureren, kwam hij tot een zeer persoonlijke
schilderstijl die allengs naar een nieuwe vorm van
expressionisme voerde.
|
E |
top |
Eddy, Don
Dumper section
XX, afm. 122 x 168, 1970 |
Don Eddy (Long Beach, Cal. 1944),
een van de belangrijke vertegenwoordigers van het hyper- of
fotorealisme.
Hij kiest er vaak voor om in te zoomen op een detail. Als tiener
gebruikte Eddy regelmatig de spuitbus om auto’s en surfplanken
te versieren. Later duikt hij in de fotografie. Het werk lijkt
op een combinatie van beide technieken. Vooral auto's en andere
voorwerpen uit de consumptiemaatschappij hebben zijn aandacht.
Hij schildert in een hyperrealistische stijl na van foto’s,
waarbij hij een voorkeur heeft voor chromen auto-onderdelen. Hij
vindt die interessant omdat ze de omgeving reflecteren waarin de
chromen onderdelen zich bevinden.
Werk van hem is te zien op:
http://www.doneddyart.com/
|
Ensor, James
Les Masques |
James Ensor (Oostende 1860 - aldaar
1949)
was de zoon van een Britse vader. Hij schilderde eerst
voornamelijk (zelf-)portretten en interieurs in sombere kleuren.
Gaandeweg werd zijn palet helderder, met vaak fraaie, tere
pasteltinten.
In de jaren 1880 -1900 ontstonden de vele maskerschilderijen:
menselijke gezichten, vervormd tot angstaanjagende, bizarre
karikaturale carnavalstronies.
In 1888 schilderde hij zijn hoofdwerk, De intocht van
Christus in Brussel, waarin hij de samenleving in zijn tijd
bespot.
Zijn beste werk ontstond in de periode 1879 en 1893.
In 1929 werd hij baron. Ensor, die ook etser, tekenaar,
schrijver over kunst en toondichter was, heeft invloed
uitgeoefend op surrealisten en expressionisten.
|
F |
top |
Feininger, Lyonel |
Lyonel Feininger (New York 1871 - aldaar 1956),
Amerikaans schilder en graficus. Hij kwam onder invloed van
Robert Delaunay tot het kubisme. De principes van het kubisme
maakte hij echter ondergeschikt aan zijn behoefte aan
perspectivische vertekeningen om grootsheid of onmetelijkheid te
suggereren.
Zijn kleuren en lijnen zijn meestal zacht en teer.
Van 1919 tot 1933, toen zijn werk 'entartet' verklaard werd,
doceerde hij aan het Bauhaus.
|
Fetting, Rainer
Indiaan |
Rainer Fetting (Wilhelmshaven 1949)
Behoorde met zijn schilderijencyclus Van Gogh und Mauer
(1978) tot de koplopers van het schilderkunstig revival, dat
eind jaren 70 het picturale en de figuratie terugbracht in de
kunst.
Fetting wordt gerekend tot de zogenaamde nieuwe wilden. Fetting
werkt in Berlijn en schildert vooral het leven in de stad met de
muur, rock-musici, woest tekeer gaande dansers, auto's met
koplampen, veel naakt, mannen onder de douche, Indianen. Zijn
schilderijen, in felle kleuren, suggereren snelheid, nerveuze
jachtigheid, elementaire gevoelens van angst en bedreiging.
Fetting is niet alleen schilder, hij maakt ook etsen en films.
|
Fontana, Lucio |
Lucio Fontana (Rosario di Santa Fé, Argentinië 1899-nabij
Varese 1968)
was een Argentijns-Italiaans schilder, beeldhouwer en
kunsttheoreticus.
Hij maakte aanvankelijk polychrome, figuratieve beelden.
Omstreeks 1947 ontwikkelde hij de 'concetti spaziali'
(ruimteconcepties): monochroom beschilderde doeken of papieren
perforeerde hij met sneden of gaten. Hierdoor wilde hij het
platte vlak doorbreken en de compositie met de omringende ruimte
verbinden.
Hij bleef ook beeldhouwer (aardewerk, metaal) en maakte
environments en installaties met neonlicht.
Zijn betekenis voor de ontwikkeling van de moderne kunst is
groot geweest. Met name op groepen als Nul en Zero heeft hij
veel invloed gehad.
Werk van deze pionier van de vernieuwende stromingen, die vooral
in de jaren 60 van de vorige eeuw traditionele vormen,
voorstellingen en opvattingen in de kunst doorbraken,
hangt o.a. in het Folkwang Museum in Essen.
|
G |
top |
Gentils, Victor |
Victor Gentils (Ilfracombe, Devon 1919 - 1997 Aalst,
België)
Deze zoon van een Franse vader en een Belgische moeder werd in
Engeland geboren en begon als schilder met
expressionistische landschappen. Hierna volgden een
neo-surrealistische en een abstracte periode.
Eind jaren 50 vond hij zijn persoonlijk uitdrukkingsmiddel in
'sculpturen' van afvalmaterialen, geschroeid of gezandstraald,
die hij opnieuw assembleert en ironische titels geeft. Zo
gebruikte hij voor zijn Hommage ŕ Mozart (1962) oude
pianotoetsen.
Eind jaren 70 begon hij opnieuw te schilderen. |
|
|
H |
top |
Held, Al |
Al Held (New York 1928 - 2005)
begon als abstract-expressionistisch schilder.
Hij was echter een van de eersten die zich afwendden van het
abstract-expressionisme. Zijn werk daarna, doeken van zeer groot
formaat, beschilderde hij met letters, geometrische of
stereometrische figuren in acrylverf. Dit werk behoort tot de
hard-edge painting.
Dit is een term voor een schilderwijze die gericht is op de
verkenning van kleur en de intensivering van de
kleurenwaarneming. Enkele andere vertegenwoordigers van deze
schilderwijze zijn Kelly, Stella en Noland.
|
Henkes, Dolf |
Dolf Henkes (Rotterdam 1903-aldaar 1989)
was een autodidact. Hij werkte in een grote verscheidenheid van
stijlen: expressionistisch, surrealistisch, lyrisch, verhalend.
Hij maakte portretten, landschappen, havengezichten, religieuze
voorstellingen.
Hij maakte ook monumentaal werk: fresco"s (ondermeer in het
Dijkzigtzieknhuis) en ontwierp glas-in-loosramen en hekwerken.
|
Hiroshige, Ando
Zicht op Fuji
|
Hiroshige Ando (Edo 1779- aldaar 1858),
Japans prentkunstenaar en schilder.
Hij maakte
ukiyo-e (Japanse
houtsnede-druk) prints
Samen met zijn iets oudere tijdgenoot Hokusai is hij de grootste
meester van de Japanse landschapschilderkunst in de 19de eeuw.
Tot circa 1820 was hij illustrator; daarna ging hij zich
toeleggen op het uitbeelden van het landschap.
Zijn werk is verfijnd van lijnvoering en kleur.
Vincent van Gogh was een groot bewonderaar van Hiroshige en
heeft een aantal kopieën van zijn werk gemaakt.Veel
afbeeldingen zijn te zien via:
http://commons.wikimedia.org/wiki/Category:Hiroshige_Utagawa?uselang=nl#mw-subcategories
|
|
|
I |
top |
|
|
J |
top |
|
|
K |
top |
|
|
L |
top |
Leck, Bart van der
|
Bart van der Leck (Utrecht 1876-Blaricum 1958)
Zijn vroege werk bestond o.a. uit symbolisch getint werk, hij
werd onder andere beďnvloed door de Art nouveau en het
Impressionisme.
Na 1906 stapte hij over op realistische thema's, portretten en
straatscčnes.
Na 1907 schilderde hij, onder invloed van de Egyptische kunst en
de muurschilderingen van Puvis de Chavannes, in sterk
vereenvoudigde vormen en sobere kleuren.
In 1917 en 1918 was hij betrokken bij De Stijl (evenals Piet
Mondriaan en Theo van Doesburg) en maakte hij series abstracte
schilderijen: geometrische vormen in primaire kleuren op een
witte ondergrond. Daarna keerde hij terug tot herkenbare
motieven.
Bart van der Leck ontwierp ook interieurs (o.a. voor mevrouw
Kröller-Müller), glas-in-lood ramen, verpakkingsmateriaal en
textiel. De toepassing van kleur in de architectuur was eveneens
een belangrijk belangstellingsgebied van de kunstenaar.
Het huidige
Kröller-Müller museum beschikt
over een aanzienlijke collectie Van der Lecks.
|
Léger, Fernand
La grande Parade, 1953 |
Fernand Léger (Argentan 1881-Gif-sur-Yvette 1955)
In 1900 vertrok hij naar Parijs en enkele jaren later raakte hij
bevriend met Alexandre Archipenko, Amédeo Modigliani en Marc
Chagall. Ook kwam hij in contact met het werk van Cézanne, dat
hem ertoe bracht om meer kubistisch te gaan werken. Hij
was met Picasso en Braque een van de vroege kubisten.
In 1920 ontmoette Léger de architect Le Corbusier, met wie hij
vriendschap sloot. Ook maakte hij kennis met het werk van Piet
Mondriaan en Theo van Doesburg, dat een inspiratiebron voor hem
werd. Léger beeldde in de jaren '20 vooral de wereld van de
techniek uit: tandwielen, drijfweerk, machines, enz., met
menselijke figuren als een soort starre poppen, die iets
mechanisch hebben. In de laatste tien jaren van zijn leven
schilderde Léger grote doeken met 'gewone'mensen, acrobaten,
arbeiders of fietsers, in heldere kleuren en met zware, zwarte
contouren. (zie afbeelding hiernaast, La Grande Parade,
1953-'54, Guggenheim Museum, New York)
Léger ontwierp wandtapijten, maakte ceramiek en polychrome
sculpturen, glasramen (kerk in Audincourt) en decors voor
ballet.
In Biot, bij Antibes en in Lisores (Normandië) zijn Légermusea.
Zie bijv.:
http://www.musee-fernandleger.fr/
|
Liebermann, Max
Zelfportret met penseel, 1913 |
Max Liebermann (Berlijn 1847-aldaar 1935)
Max Liebermann was de zoon van een Joodse zakenman. Vanaf 1868
volgde Liebermann onderricht aan de academie van Weimar. In 1873
ging hij naar Parijs en later naar Barbizon. Hij ontmoette onder
andere Munkácsy, Daubigny, Corot, Millet en Manet.
Liebermann is de grootste representant van het Duitse
impressionisme. Hij had contact met Millet en Courbet en met de
schilders van Barbizon.
Zeer belangrijk was zijn kennismaking (1875) met Nederland, waar
hij in de periode 1874 tot 1914 herhaaldelijk vertoefde. Niet
alleen het licht en het landschap hier interesseerde hem; hij
bestudeerde ook het werk van Frans Hals en bewonderde de Haagse
School. Hij schilderde soms samen met Isaac Israëls en werkte
vooral in Laren, Scheveningen en Noordwijk.
Hij schilderde o.a. duinlandschappen en Amsterdamse scčnes,
zoals een weeshuis of een armenhuis.
In 1899 was het Max Liebermann die de 'Berlijnse Sezession' in
het leven riep. Van 1899 tot 1911 was hij voorzitter van de
Berliner Sezession. ‘Sezession wil zeggen, dat men zich losmaakt
van de gevestigde orde, of de ‘oude’ kunst.
Uit deze Sezession ontstond, in 1910, ‘Die Neue Sezession’ met
de kunstenaars van Die Brücke en ‘Die freie Sezession, in
1914, onder impuls van o.a. Max Beckmann. |
|
|
M |
top |
Marc, Franz
aan zijn vriend Macke: "Blauw is het
mannelijke principe, stug en geestelijk. Geel
het vrouwelijke principe, zacht, vrolijk en
zinnelijk. Rood is de materie, brutaal en zwaar
en de kleur die door de andere twee steeds moet
worden bestreden en overwonnen!.. ..Ondanks alle
spectraalanalyses raak ik het schildersgeloof
niet kwijt dat geel (de vrouw) dichter bij de
aarde staat dan blauw, het mannelijke principe."
(1910)
Der Traum, 1912
|
Franz Marc (München 1880 - Verdun 1916),
Duits schilder en graficus.
Hij leerde in 1910 Macke en Kandinsky kennen en behoorde tot de
oprichters van de 'Blaue Reiter'(1911).
Met zijn werk en zijn ideeën heeft Marc een zeer eigen bijdrage
geleverd aan de ontwikkeling van een nieuwe kunst.
In zijn werk zijn invloeden van het kubisme en van het
kleurrijke orfisme van Delauny merkbaar.
Zijn thema's zijn vooral de natuur en de dieren (reeën), die hij
in abstraherende vormen en ten dele sterk van de natuur
afwijkende kleuren weergaf, maar met grote gevoeligheid
typeerde.
In zijn laatste jaren hield hij zich in toenemende mate bezig
met vormproblemen en met de abstractie, zoals ook uit zijn
brieven en notities blijkt.
Zijn oeuvre werd ontijdig afgebroken door zijn dood op het
slagveld.
In Kochel is een Marc-museum, zie
http://www.franz-marc-museum.de/
Het Lenbachhaus in München heeft een fraaie collectie van zijn
werk, zie
http://www.lenbachhaus.de/cms/
Voor kunst van Marc en andere moderne schilders is Museum
Folkwang in Essen aan te bevelen, zie
http://www.museum-folkwang.de/ |
|
|
N |
top |
|
|
O |
top |
|
|
P |
top |
Permeke, Constant
|
Constant Permeke (Antwerpen 1886 - Ostende 1952),
Belgisch schilder en beeldhouwer.
Hij was een der belangrijkste Vlaamse expressionisten. Hij
vestigde zich in 1906 in St.-Martens-Latem en behoorde tot de
Tweede Latemse School. Deze kunstenaarskolonie was de
grondlegger van het Vlaams expressionisme.
Permeke schilderde landschappen en het boeren- en vissersleven
in zware aardkleuren en een hoekig-markante, zeer eigen
vormgeving. Ook schilderde hij naakten en interieurs.
In 1936 begon hij te beeldhouden, onder invloed van G. Minne.
In Jabbeke is een Permeke-museum. |
|
|
Meer favoriete en
interessante schilders of aanvullende informatie?
Stuur uw bericht, liefst met foto, naar:
cedars@live.nl, o.v.v. 'schilders'. |
top |
vorige
|