a - b -
c - d
Achter
het einde
De
wind en haar kleren lagen nog saam
maar het was al over;
ergens tegen de sterren aan
sloeg het raadsel uiteen, maar wie gelooft er
dat het hiermee eindigt, wat zo begon
dat het de elementen verzamelen kon
in énen greep, binnen één bloed?
wat zo begon
dat ik het zelf niet geloven kon,
dat ik niet wist waarom het begon
dat het niet anders eindigen kon
dan in de eeuwigheid.
Gerrit
Achterberg
Verlangen
De avond ruischt door de akkerlanden
En draagt met eenen zoeten zucht
Uit mijne warme stille handen
De geuren naar de verre lucht,
Naar - naar ik weet niet wat
De avondwind begint te waaien,
Ik voel hem aan mijn lijf, mijn haar,
De fluisterende boomen zwaaien
En buigen al maar samen naar -
Naar ik - ik weet niet wat.
De avond waait aan mijne wangen -
Ik bijt de kleine bloemen stuk,
En voel een nameloos verlangen
Naar 'n vrucht - een vrouw - naar 'n groot geluk,
Naar - God ik weet niet wat!
C.S. Adama van
Scheltema
Ik ga naar Pasárgada
Ik ga naar Pasárgada
Daar is de koning mijn vriend
Daar ligt de vrouw die mij gerieft
In het bed dat mij belieft
Ik ga naar Pasárgada
Ik ga naar Pasárgada
Hier ben ik niet gelukkig
Daar is het leven avontuur
En wel zo inconsequent
Dat Johanna de Waanzinnige van Spanje
Koningin en zogenaamd dement
Familie is van de schoondochter
Die ik nooit heb gekend.
En wát zal ik aan gymnastiek doen
Wát zal ik uit fietsen gaan
Op ongetemde ezels rijden
In kokanjemasten klimmen
Wát zal ik zwemmen in zee!
En als ik moe word ga ik liggen
Aan de kant van de rivier
Ik laat de watermoeder komen
Om mij de verhalen te vertellen
Die toen ik nog kleine jongen was
Rosa mij vertellen kwam
Ik ga naar Pasárgada
In Pasárgada heb je van alles
't Is een ander soort beschaving
Er is daar een feilloze methode
Ter voorkoming van bevruchting
De telefoon werkt automatisch
Er zijn alkaloďden naar believen
Er zijn mooie prostituees
Waar je mee vrijen kunt
En als ik eens wat droever ben
Zo droevig dat het niet te harden is
Wanneer mij 's nachts de lust bekruipt
Mijzelf van kant te maken
- Daar is de koning mijn vriend –
Dan ligt de vrouw die mij gerieft
Daar in het bed dat mij belieft
Ik ga naar Pasárgada.
Manuel Bandeira
vertaling: August Willemsen
* * * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * * * * *
TOP * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * * * * * * * *
Caligula
Waar later reseda's en radijzen bloeien
Dit is in mei en in een tuin en langs de sporen
Van een landelijke trein
Is thans
In die vrieswind en in december
In de wind zonder licht zonder herders zonder vogels
Zonder enige kans een veulen doodgevroren
Ik heb het meegenomen en onder glas gezet
Ik kijk de dagen en de uren af
(Die langs mij gaan op het brede pad
Van dit bestaan dat inderdaad
In zonde en zonder een daad met rede wordt begaan)
En wacht tot dankbaar en ontdooid
Het veulen zijn eerste woord tot mij zal spreken.
Hugo Claus (1929-2008)
Uit: Een huis dat tussen nacht en morgen staat (1951)
Lied van een gedoofde lamp
Toen de gevangenissen hun poorten
openden
was er niemand die om vrijheid gaf
sommigen verhingen zich zelfs aan dromen
anderen groeven in de muren hun graf.
Uit aarde kun je kerk noch vlag
meer maken. Sommigen halen hun schouders op
en banen zich met hun ellebogen een weg
anderen slaan tegen de drempel met hun kop.
Wie op me wacht, wacht niet op mij
in mij ging ten onder de levende mens
de straal valt niet recht maar ranzig
de traan is geen water maar een mes.
Mircea Dinescu
Vertaling: Jan Willem Bos
Terug
naar DICHTERS ^
e - f -
g - h
Het loof valt af, de herfst is
ingetreden,
weer tikken aan de vensters dikke droppen;
in brieven uit vergeelde enveloppen
herlees je in een uur heel je verleden.
Je
tijd verdoend met lieve kleinigheden
wou je dat niemand aan de deur kwam kloppen;
je kunt je met zulk weer maar best verstoppen,
bij haardvuur peinzend, half in slaap gegleden.
Zo
in mijn stoel verlies ik mij in dromen
van sprookjes uit de jaren die vervlogen,
terwijl de nevels het vertrek doorstromen;
dan hoor ik rokken, door de wind bewogen,
en zachte stappen in de kamer komen...
Weer voel ik koele handen op mijn ogen.
Mihai Eminescu (1850-1889)
vertaling: Jean Pierre Rawie
Medousa (1947)
.... De sterfelijke mens die worstelt met de problemen van de dood,
onsterfelijkheid en eeuwigheid, en die gedreven wordt door zijn
verlangen naar geluk, naar vervulling van zijn wezen...
Van Eyck gebruikte de mythe van Medousa.
De godin Athene zond Perseus naar de aarde om Medousa te doden opdat
haar ziel het geluk ten deel zou vallen.
Als Perseus Medousa gedood heeft door haar hoofd eraf te slaan, ziet
hij Pegasus ten hemel stijgen.
Hieronder een fragment.
Perseus, Cellini
Aldus 't verhaal van 't paard, dat Perseus zag,
Maar ik, die haar zó liefgehad heb, weet,
Dat in de tong van vuur, die Pégasos,
Toen hij ten hemel klom, op 't voorhoofd scheen,
Medousa's ziel, eindelijk bevrijd, de weg
Naar 't hoge huis vond, dat haar fiere geest
Altijd begeerd had, en altijd ontbeerd.
En dat, toen 't stil, onstoffelijk licht dier ziel
Het oord van loúter licht genaderd was,
Athčnč haar dezelfde schone vorm,
Waar 't godsgezicht de prille blik voor 't eerst
In openging, vereeuwigd nu, hergaf
En haar, aldus verheerlijkt, jong en stil,
Met minnelijk woord en liefderijke lach,
Een zuster in haar woning, tot zich nam.
En dáar dan, na haar nachtelijke opvaart, woont
Zij, die de gruwbre Gorgo was, maar nu
De liefste liefde is van Zeus' liefste kind, -
....
P.N. van Eyck (1887-1954)
Fragment uit: Medousa. A.A.M. Stols, Den Haag
* * * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * * * * *
TOP * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * * * * * * * *
Herleefd Verleden
herleefd verleden
heeft een gezicht
onder vele vage haarscherp gesteld
jouw ogen dwalen mij tegemoet
oren in luisterstand je mond vertelt
het verhaal van jouw
wedervaren
je vingers schrijven de brieven
die ik kreeg in de afgelopen jaren
en niet meer kreeg wel verwachtte
beiden hebben we het
hekwerk
van onze eigen werkelijkheid
op slot gedaan de vrouw die lachte
werd een portret in de
eregalerij
van mijn geheugen pront bijgezet
je stem gestold geluid een gedachte
Jij
de innerlijke rust
die jij voor mij
zo vurig wenste
is niet mijn deel
noch lot- of reis-
genoot het stormt
in hoofd en hart
golven zwiepen
belagen het gemoed
boorden stromen over
onrust wakkert aan
knarsetandend ervaar
ik jouw verscheiden
klaprozen in 't groen
waar ben je in mij
dichtbij of onderweg
Jan B.van Grins
|
|
Jiddish
Mijn vader zong de
liedjes
die zijn moeder vroeger zong
later voor mij, die ze half verstond.
Ik zing dezelfde woorden
weer
heimwee fladdert in mijn keel
heimwee naar wat ik heb.
Zing voor mijn kinderen
wat ik zelf niet versta
zodat zij later, later?
Voor de rozen verwelkt
zijn
drinken wij al het bloemenwater.
Verdrietige intieme taal
het spijt me dat je in dit hoofd
verschrompelde.
het heeft je niet meer nodig
maar het mist je wel.
Judith Herzberg,
Beemdgras
Uitg. G.A.. van Oorschot, Amsterdam
Terug
naar DICHTERS ^
i -
j - k - l
janssens
bladgoud
Iets dat mij de ogen opent als ik ze sluit,
vergezelt me overal. Het lijkt alsof ik niet
alleen in deze, de gekende wereld leef,
maar in een andere tot getuige
word gemaakt van wat me hier ontging,
of dat ik weigerde te zien: een ‘Ik hou van jou’
of ‘Warme kussen!’ in een oude, aan mij
gerichte brief, waarvan ik gezicht
en zelfs bestaan van de afzender
ben vergeten. En even voelt het als bladgoud
dat elders losliet en nu als zonlicht
op mijn oogleden ligt.
Plots vraag ik me af of ik het geluk niet heb
gemist. Of ze echt bestaan: de mensen
uit mijn dromen. En ze komen tot mij
- weliswaar te laat en meestal in fragmenten:
een oor; een kin; niet zelden een mond
die uitdrukt wat enkel voor mij onzichtbare
ogen zien en waarvan de dunne, op elkaar
geklemde lippen een wereld oproepen
vol eenzaamheid, pijn en gemis...
achiel
janssens
|
Vleug
Zoals ik weet van jonge knoppen,
zij wassen eens tot bloem en blad,
zo gaan de kinderen in de stad
allengs zich weergaloos ontpoppen.
Wat nu nog draaft met warrend haar,
't onthutste lijf in prille vormen,
zal duchtig eens mijn deugd bestormen
en brengen die in doodsgevaar.
En als een voorproef van mijn val
ervaar ik ongekende vreugden.
Wat maalt uw lust om uwe deugden?
De aarde is een maagdendal.
C.J. Kelk
* * * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * * * * *
TOP * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * * * * * * * *
sonnetten
Ik denk altoos aan u, als aan die dromen
Waarin, een gansen, langen, zaalgen nacht,
Een nooit gezien gelaat ons tegenlacht,
Zó onuitspreek'lijk lief, dat, bij het dromen
Des blerken uchtends, nog de tranen stromen
Uit halfgelokene ogen, tot we ons zacht
En zwijgend heffen met de stille klacht,
Dat schone dromen niet weerommekomen...
Want álles ligt, in eeuw'gen slaap bevangen,
in de' euw'gen nacht, waarop geen morgen daagt -
En héél dit leven is een wond're, bange,
Ontzétbre droom, dien eens de nacht weer vaagt -
Maar in dien droom een droom, vol licht en zangen,
Mijn droom, zo zoet begroet, zo zacht geklaagd...
***
Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten,
En zit in 't binnenst van mijn ziel ten troon
Over mij-zelf en 't al, naar rijks-geboôn
Van eigen strijd en zege, uit eigen krachten, -
En als een heir van donker-wilde machten
Joelt aan mij op, en valt terug, gevloôn
Voor 't heffen van mijn hand en heldre kroon:
Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten.
En tóch, zo eind'loos smacht ik soms om rond
Uw overdierbre leęn den arm te slaan,
En, luid uitsnikkende, met al mijn gloed
En trots en kalme glorie, te vergaan
Op úwe lippen in een wilden vloed
Van kussen, waar 'k niet langer woorden vond.
Willem Kloos (1859-1938)
Een nieuwe Jurk
Vandaag kleedde ik mij
voor het eerst
na zeven lange jaren
in een nieuwe jurk.
Maar voor mijn rouw is zij te kort
en voor mijn leed te nauw
en iedere wit-glazen knoop
is een traan,
die langs de plooien druipt
versteend en zwaar.
Rochl Korn
Podliski 1898 - Montreal 1982
|
Wat trekt mij in jou aan?
Wat trekt mij in jou aan? Ik luister aan je deur.
Ik draai je kleren in mijn hand als jij met jonge
sprongen dit huis weer hebt verlaten. De huid
om je heupen, je geur, je rollend plaatsen.
Alles is in bruikleen aan
jou afgestaan. De ruimte
die jij met krijt van ziel hebt volgestreept
opdat je lijf kan schuilen, die jij tot roofdierkooi
hebt verbouwd; een vertrouwd pad is uitgesleten
in het kleed tussen wasbak en de wand.
De buizen die ik aanleg
om jouw adem
op te vangen en jaren te bewaren; de stalen draden
die ik span om jou zacht te laten vallen. De muren
die ik leegschep om jou te kunnen zien. De bakken
die ik plaats om jou weer in je kooi te lokken.
Je rokken die om je in brand gestoken benen staan.
Kijk, hier zit ik stil
voor je kamer; op de hoogte
van het risico. Met een verbeterd oog, een langer
en gevoeliger membraan;
met gespannen vliezen en holgezogen
nappen; met een gevederd oor.
Tomas Lieske
Uit: Een tijger onderweg
Terug
naar DICHTERS ^
m - n - o - p - q
'Paradise regained'
De zon en de zee springen bliksemend open:
waaiers van vuur en zij;
langs blauwe bergen van den morgen
scheert de wind als een antilope
voorbij.
zwervende tussen fonteinen van licht
en langs de stralende pleinen van 't water,
voer ik een blonde vrouw aan mijn zij,
die zorgeloos zingt langs het eeuwige water
een held're, verruk'lijk=meeslepende wijs:
'het schip van den wind ligt gereed voor de reis,
de zon en de maan zijn sneeuwwitte rozen,
de morgen en nacht twee blauwe matrozen-
wij gaan terug naar 't Paradijs.'
H. Marsman (1899-1940)
Waanzin
Ik
leef niet meer als ik u niet aanschouw,
Mijn denken is in leegte weggezonken.
'k Zie licht niet meer, maar ballen vuur en vonken
En dan duikt alles in een nacht van rouw.
Er is
een luide suizing in mijn oor,
waar alle stemmen effen in vervloeien,
tot klanken, schoon als bloemen, open bloeien,
en met een schok is 't dat 'k u noemen hoor.
Dit is
beminnens waanzin, zeer gevreesd,
wijl niemand uit haar weerloosheid geneest,
of van haar laten wil, dan om te sterven.
Daar
is geen leven buiten uw verband.
Blindelings tast ik langs de wereldwand
en stoot mijzelf gelijk een vaas aan scherven.
Willem
de Mérode
clouds ©Anatta
* * * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * * * * *
TOP * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * * * * * * * *
De Wolken
Ik droeg nog kleine kleren, en ik lag
Lang-uit met moeder in de warme hei,
De wolken schoven ons voorbij
En moeder vroeg wat 'k in de wolken zag.
En ik riep: Scandinavië, en: eenden,
Daar gaat een dame, schapen met een herder -
De wond'ren werden woord en dreven verder,
Maar 'k zag dat moeder met een glimlach weende.
Toen kwam de tijd, dat 'k niet naar boven keek,
Ofschoon de hemel vol van wolken hing,
Ik greep niet naar de vlucht van 't vreemde ding
Dat met zijn schaduw langs mijn leven streek.
- Nu ligt mijn jongen naast mij in de heide
En wijst me wat hij in de wolken ziet,
Nu schrei ik zelf, en zie in het verschiet
De verre wolken waarom moeder schreide -
M. Nijhoff (1894-1953)
Uit: Vormen. Van Dishoeck, Bussum, 1924
Verlangen en droefheid
Ik verlang naar jou
als de verschroeide aarde
naar de eerste druppel dauw.
Zoals de grauwe avond
naar de eerste schitterster
verlang ik naar jou.
Mijn arme hart, het rikketikt
hunkerend naar jou!
Zoals de vogel, pasgestrikt
hunkert naar het woud,
het frisse, groene, vrije woud,
zo hunkert het naar jou!
Mijn ziel, zij dorst naar jou
zoals een vis, geworpen
in het hete zand, en in zijn nood,
dorst naar de eerste golf
die hem zal redden van de dood,
zo dorst mijn ziel naar jou!
Jitschok Lejb Peretz
Verleen mij een weerzien op deze
aarde,
Een weergaloos weerzien met jou, doodverklaarde,
Want zonder jouw liefde kost ademen kracht.
Gedenk mij, kijk over je schouder en wacht!
Verleen mij een weerzien daarginds in het zuiden,
Waar wind de weerbarstige hellingen schuinde,
De zee ons met kleurige golven verwende,
Het hart ongelukkige liefde ontkende.
Herinner ons eerste geheime ontmoeten,
Toen mensen op straat ons onrussisch begroetten;
We zochten getweeën de stad te verlaten
Langs schamele huisjes, door bochtige straten.
De buurt was armoedig, had weinig te bieden,
Maar weet je nog dat op de vuilpiramiden
De flessen en blikjes als ware juwelen
Van prachtige dingen te mijmeren schenen?
Het pad liep omhoog naar het wolkengewemel...
Die kus, weet je nog, bracht ons tot in de hemel...
De datum vervaagde maar niet jouw gezicht,
Jij werd van die dag af mijn lucht en mijn licht.
Ach, konden de jaren zich derwaarts bewegen,
Dan kwamen wij tweeën elkander weer tegen...
Verleen mij een weerzien bij ons op de aarde,
Beschut door de warmte die jouw hart bewaarde.
We worden herenigd, verliefd als tevoren,
Zolang we nog zien en
Zolang we nog horen,
Zolang we nog leven.
Ik vraag je, ik smeek je dit ene te geven:
Verleen mij een weerzien, al is het voor even,
Te midden van volk op een herfstige kade.
Ik krijg haast geen adem en bid om genade.
Verleen mij een weerzien bij jouw lichte ogen
Desnoods op mijn sterfbed als hoop lijkt vervlogen.
Maria Petrovych (1908-'79)
Terug
naar DICHTERS ^
r -
s - t - u
ergens moet het zijn
een soort verwilderde tuin
van oude stilte
de boom voor het huis
zacht wazelt hij zijn verhaal
niemand begrijpt het
het heeft geregend
de tuin dampt goede geuren
aarde die verlangt
J.C. van Schagen
Ik
mis je
Ik mis je zoals nooit tevoren.
Hoewel: ik miste je altijd
als ik je niet kon zien of horen
ik miste je aanwezigheid.
Ook als je niets zei was je er,
en als je sliep was je nog bezig,
in mijn nabijheid, niet te ver:
ik kon je zien, je was aanwezig.
Maar nu je weg bent, uit het oog,
uit wat ik ruik, en uit mijn oren,
voel ik mij gaandeweg verloren.
Want het bestaan, als monoloog,
is een ontkleurde regenboog:
een leven zonder toebehoren.
Nico Scheepmaker
Ik zag een Zwaluw
Ik zag een zwaluw in zijn vlucht
en dacht, zij zal daar altijd zweven.
Een roos zag ik, in volle pracht
en meende zij zal eeuwig leven.
Ik zag in het veld een boom
en dacht, hij zal daar altijd staan.
Eens spon ik mij een droom
en dacht, mijn droom zal niet vergaan.
Ik ben die zwaluw, aangeschoten
de boom, door stormen neergebogen,
de bloem, ruw van de struik gebroken,
de droom met uitgebluste ogen.
Diep in mijn hart weeklaagt de wind
met zeven jammerende stemmen,
maar ik ben hoopvol als een kind
bereid om alles, alles lief te hebben.
Dora Teitelboim
Brest-Litovsk 1914
|
* * * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * * * * *
TOP * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * * * * * * * *
Ik
moet hier weg, ik wil mij niet meer horen;
mijn stemgeluid weergalmt in elk geluid,
verzoening blijft wanneer ik zondig uit,
berouw komt geen vertrouweling ter ore.
Ik
vind niets menselijks dat mij kon schoren
buiten mijzelf waar ik op niets meer stuit;
als zich tot slot mijn kerker niet ontsluit
ga ik in dit luchtledige verloren.
Je
meent dat je de medemens omgeeft
en blijkt je tussen spiegels te bewegen,
in bittere vereenzaming, ontheemd.
Na
zoveel sterven van mijzelf vervreemd
kom ik mij slechts in spiegelbeelden tegen,
beseffend dat ik nimmer heb geleefd.
Miguel
de Unamuno (1864-1936)
vert.: Jean Pierre Rawie
Terug
naar DICHTERS ^
v - w - x - y - z
Brief
Ik zal je een brief sturen
die het protocol van de stilte doorbreekt.
Daarin zal ik je vertellen
met twee of drie gekozen woorden
over de geheimen van de zee.
Ik zal spreken over het leven dat
ons maakt
tot verwaarloosden in de rok van de hemel,
verzadigd van het voelen
der onherstelbare tijd.
Met twee of drie nieuwe woorden
zul je plotseling leren
hoe de herinnering en het voorgevoel klinken.
Het is een moeilijke brief, jij
weet dat.
Wacht slechts tot de lucht vruchten geeft,
tot stenen bloeien,
tot honingbeken samenvloeien in de oceaan
en wanneer de zon zijn licht werpt op de holen
van de nacht vanuit de hemel,
zal ik je schrijven bij de eerste zang van de vogel.
Benjamin Valdivia
Waar je ook zult zijn
Elke toegang tot je hart
ben ik verloren.
Ik weet zelfs niet meer
waar je bent.
Maar waar je ook vertoeft
op onze aarde - wees gegroet!
Dat ik je haat verdiende
weet ik
en meer dan haat bezit je niet voor mij.
Maar waar je ook zult zijn
op onze aarde -
je bent in mij.
Ik naderde de afgrond
met mijn pijn
en jij gaf mij
de eerste stoot.
Maar toch, hoe laag en klein
ik ook mag zijn -
wees gegroet!
Van je voetstap mis ik
ieder spoor.
Als rook zo bitter ben ik
zonder jou.
Maar waar je ook zult zijn
op onze aarde -
je bent in mij.
Lejzer Wolf (1910-1943)
Eén van de vaste rubrieken op Cedar Gallery is GEDICHTEN.
Dit onderdeel biedt zowel een podium voor aankomend talent, als voor
dichters die reeds naam hebben gemaakt.
We nodigen vooral nieuwe en nog onbekende dichters uit om bijdragen in
te zenden, die passen bij het thema Verlangen, verlies, heimwee.
U kunt uw bijdragen opsturen naar:
cedars@live.nl
Gedichten over andere thema's vindt u
HIER.
Vertaalde gedichten van Russische dichters staan bij de rubriek
Rusland.
Verder is er een aparte rubriek
haiku, tanka en senryū (Japan).
Cedar Gallery is een non-profit site. De gedichten worden enkel
gepubliceerd voor educatieve doeleinden, om mensen te informeren of te
vermaken en met goede bedoelingen.
Het copyright op de afzonderlijke gedichten berust uiteraard bij de
desbetreffende dichter en/of hun rechtsopvolgers. Hetzelfde geldt voor
vertaalde gedichten/vertalers. Veel van ons materiaal krijgen we via de
mail aangeleverd. We kunnen de rechthebbenden dan ook niet altijd
achterhalen.
Als iets niet conform de regels voor copyright gebeurt, stuur ons dan
een bericht, zodat we het gedicht waarop dit betrekking heeft, zo
spoedig mogelijk kunnen verwijderen. We garanderen dit binnen 100 uur te
doen (afwezigheid vanwege vakantie of ziekte buiten beschouwing
gelaten).
Cedar Gallery behoudt zich het recht voor na te gaan of de persoon die
bezwaar aantekent daartoe gerechtigd is.
|