Eén van de vaste rubrieken op Cedar Gallery is GEDICHTEN.
Dit onderdeel biedt zowel een podium voor aankomend talent, als voor
dichters die reeds naam hebben gemaakt.
We nodigen vooral nieuwe en nog onbekende dichters uit om bijdragen in
te zenden, die passen binnen de onderstaande thema's.
U treft meer gedichten aan bij de rubriek
Rusland.
Verder is er een aparte rubriek
haiku, tanka en senryū (Japan).
Weet gij waar de wind
geboren,
waar de dauw geboren is?
Weet gij kunstig op te sporen
wat hierbij, hierboven is?
Weet gij wat de sterren zijn,
en wat de zon, de mane?
Wat in de bergen, in de mijn ligt,
en in de zee bevat?
Weet gij iets klaar uit te leggen
van al 't geen me U vragen kan?
Antwoordt dan en wilt mij zeggen:
Dichten... wat is dichten dan?
Guido Gezelle
BOMEN
| DOOD
|
EINDE EN BEGIN |
KUNST
| LIEFDE
| REIZEN
| VERLANGEN
| VRIENDSCHAP
| OVERIG
JIDDISCHE POËZIE
|
TREFWOORDEN
BOMEN
De Ceder
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant,
gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.
Een binnenplaats meesmuilt ge, sintels, schillen,
en schimmel die een blinde muur aanrandt,
er is geen boom, alleen een grauwe wand.
Hij is er, zeg ik en mijn stem gaat trillen,
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant,
gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.
Ik wijs naar buiten, waar zijn ranke, prille
stam in het herfstlicht staat, onaangerand,
niet te benaderen voor noodlots grillen,
geen macht ter wereld kan het droombeeld drillen.
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant.
Han G. Hoekstra (1906 – 1988)
gedichten over bomen
>
DOOD
Nog
Mijn hartslag stokte,
en met korte kramp
schoot mij hoe sterfelijk ik ben te binnen.
Ik moet mij steeds meer op de dood bezinnen,
hoe vaster ik mij aan het leven klamp.
Dat eenmaal zo het
einde zal beginnen
is in het licht van wat er was geen ramp,
maar toch: er valt onder de kleine lamp
nog zoveel onontgonnens te ontginnen.
De aarde is nog
ongeëvenaard;
er liggen nog oneindige domeinen
waarover deze lamp moet schijnen braak;
en slechts met de
gedichten die ik maak
maak ik de wereld woord voor woord de mijne,
en breng ik het geschapene in kaart.
Jean Pierre Rawie
Uit: 'Onmogelijk Geluk' 1993, uitg. Bert Bakker
gedichten over dood
>
KUNST
Eva, zandsteen, twaalfde eeuw
Voor de steenhouwer was zij de eerste vrouw
op aarde - alsof je iets ziet van zijn deemoed
in de vrouw die hij schiep, zo trots is ze
haar ogen kijken langs ons weg, terug naar
wat achter haar ligt, al een mensheid ver
ze lijkt te denken aan hoe het begon, hoe ze
met Adam het paradijs verliet en ze samen
de eerste mensen moesten zijn
haar huid, haar mond waren nog glad en zacht
ze was geschapen om te worden bemind
en om kinderen te koesteren
maar de zon, de regen, de wind waarin ze leefde
hebben haar verweerd en de materie blootgelegd
waarin ze werd gemaakt - de steen
de steen die er al was, een eeuwigheid
voordat ze zelf bestond
het geeft haar gezicht iets zeer nadenkends
een niet te peilen afstand
Rutger Kopland
uit: Wat water achterliet,
van Oorschot 2004
gedichten over kunst
>
LIEFDE
In andermans handen
Die heb ik niet nodig,
Ik heb er genoeg binnen eigen bereik.
Maar wat maakt zijn mond dan zo zoet en zo rozig
Dat ik er met zoveel verrukking naar kijk?
Hij spreekt maar m’n schande en maakt me maar zwart!
Maar hoor – in zijn stem wordt een steunen gesmoord.
Nee, nooit overtuigt hij me dat nu zijn hart
In blinde verliefdheid een ander behoort.
En nooit zal ik aannemen dat je, wanneer
De liefde een hemels geheim is geweest,
Weer lacht en weer huilt met de angst van weleer,
En dat je mijn vurige kussen verwenst.
Anna Achmatova
Vertaling Hans Boland, uit: Requiem
gedichten over liefde
>
REIZEN
Ik ga naar Pasárgada
Ik ga naar Pasárgada
Daar is de koning mijn vriend
Daar ligt de vrouw die mij gerieft
In het bed dat mij belieft
Ik ga naar Pasárgada
Ik ga naar Pasárgada
Hier ben ik niet gelukkig
Daar is het leven avontuur
En wel zo inconsequent
Dat Johanna de Waanzinnige van Spanje
Koningin en zogenaamd dement
Familie is van de schoondochter
Die ik nooit heb gekend.
En wát zal ik aan gymnastiek doen
Wát zal ik uit fietsen gaan
Op ongetemde ezels rijden
In kokanjemasten klimmen
Wát zal ik zwemmen in zee!
En als ik moe word ga ik liggen
Aan de kant van de rivier
Ik laat de watermoeder komen
Om mij de verhalen te vertellen
Die toen ik nog kleine jongen was
Rosa mij vertellen kwam
Ik ga naar Pasárgada
In Pasárgada heb je van alles
't Is een ander soort beschaving
Er is daar een feilloze methode
Ter voorkoming van bevruchting
De telefoon werkt automatisch
Er zijn alkaloïden naar believen
Er zijn mooie prostituees
Waar je mee vrijen kunt
En als ik eens wat droever ben
Zo droevig dat het niet te harden is
Wanneer mij 's nachts de lust bekruipt
Mijzelf van kant te maken
- Daar is de koning mijn vriend –
Dan ligt de vrouw die mij gerieft
Daar in het bed dat mij belieft
Ik ga naar Pasárgada.
Manuel Bandeira
vertaling August Willemsen
gedichten over reizen
>
VERLANGEN, verlies, heimwee
Achter
het einde
De
wind en haar kleren lagen nog saam
maar het was al over;
ergens tegen de sterren aan
sloeg het raadsel uiteen, maar wie gelooft er
dat het hiermee eindigt, wat zo begon
dat het de elementen verzamelen kon
in énen greep, binnen één bloed?
wat zo begon
dat ik het zelf niet geloven kon,
dat ik niet wist waarom het begon
dat het niet anders eindigen kon
dan in de eeuwigheid.
Gerrit
Achterberg
gedichten over verlangen, verlies, heimwee
>
VRIENDSCHAP
Zeventig jaar verschil
Hij klaagt hardop dat hij de nieuwe
aardappeltjes niet meer haalt. Ik roep
dat ik ze al gegeten heb, dus hij moet
terug naar start of naar de gevangenis.
Hij strompelt toch al zo moe. Zijn hart.
Maar een vriend hoeft niet perse snel te zijn
van mij, alleen in de buurt.
Hij moet niet zeggen dat het weer weer
in de weg zit. Ik weet al lang dat het moet
vriezen voor regen ijzelt op straat.
En dan strooi ik heus wel zout voor je voeten.
Wat heeft het nu voor zin om zo maar
dood te willen gaan als ik er toch ook nog ben?
Of ben je jaloers dat ik nog zo n hoop
te leven heb. Ik ben jaloers dat jij het
hebt gehaald. Ik weet niet of ik dat wel kan.
Ted van Lieshout,
uit: "och ik elleboog me er
wel doorheen"
gedichten over vriendschap
>
OVERIG
Ochtendmens
De
morgen kost
normaal al strijd,
maar zeker tegen
sluitingstijd.
Jan
Boerstoel
gedichten over diverse thema's
>
Cedar
Gallery is een non-profit site. De gedichten worden enkel gepubliceerd
voor educatieve doeleinden, om mensen te informeren of te vermaken en
met goede bedoelingen. Als iets niet conform de regels voor copyright
gebeurt, stuur ons dan een bericht, zodat we het gedicht waarop dit
betrekking heeft, zo spoedig mogelijk kunnen verwijderen. We garanderen
dit binnen 100 uur te doen (afwezigheid vanwege vakantie of ziekte
buiten beschouwing gelaten).
Cedar Gallery behoudt
zich het recht voor na te gaan of de persoon die bezwaar aantekent
daartoe gerechtigd is.
TREFWOORDEN
Alexandrijn |
Een alexandrijn
is een zesvoetige jambische versregel, dus een versregel die uit
zes jamben bestaat. Als die zes jamben worden gevolgd door nog
één onbeklemtoonde lettergreep wordt er nog steeds van een
alexandrijn gesproken.
De alexandrijn is genoemd naar de Roman d'Alexandre van
Alexandre de Bernay.
Voorbeeld
De Zee, de Zee, klotst voort in
eindeloze deining
Willem Kloos
|
Apollinaire, Guillaume |
Guillaume Apollinaire, pseudoniem
van Guillelmus Albert Vladimir Alexandre Apollinaris de
Kostrowitzki (Rome, 26 augustus 1880 - Parijs, 9 november 1918),
was een Franstalige schrijver, dichter en protagonist van de
eigentijdse kunst.
Na een ongelukkige liefde vertrok hij in 1901 naar Duitsland,
waar hij de uit Engeland afkomstige Annie Playden ontmoette, die
zijn grote liefde en muze werd. Zij vertrok later echter naar de
Verenigde Staten.
Hij reisde door verschillende landen: België, Nederland,
Duitsland, Oostenrijk, Hongarije en Engeland.
In Parijs ontmoette hij de groten van zijn tijd: Picasso, de
Vlaminck, Henri Matisse, George Braque, Max Jacob, André Derain,
Raoul Dufy, Kees van Dongen en Henri Rousseau. Hier ontwikkelde
hij zijn grote schrijftalent.
Als dichter heeft hij eminente betekenis gehad voor de
ontwikkeling van de 20ste eeuwse poëzie, maar hij
speelde eveneens een grote rol in de doorbraak van de moderne
kunst in het begin van deze eeuw. Hij had een intuïtie voor de
betekenis van het werk en de nieuwe visies van de kunstenaars
die hij ontmoette en hij wist dit in zijn geschriften indringend
te verwoorden.
|
Armando
|
Armando (Amsterdam 1929)
Velen kennen Armando als schilder; hij is echter eveneens
dichter en schrijver. In de verschillende disciplines die hij
beoefent, geeft hij op indringende wijze gestalte aan zijn visie
op het menselijk bedrijf.
Hij was lid van de Informele Groept (1958) en de Nulgroep. De
Nederlandse Nul-beweging werd gevormd in 1960, door Jan
Schoonhoven, Armando, Jan Henderikse en Henk Peeters.
De rode draad in zowel het beeldende als
het literaire werk van Armando is de
thematiek van schuld en onschuld, en uit
zijn werk spreekt onder meer een
fascinatie voor het geweld en de
gruweldaden waartoe de mens in staat is.
Een sleutelbegrip is dan de term
'schuldig landschap', voor de elementen
in het landschap die zwijgend toekijken
hoe de mens zichzelf vernietigt en
daardoor als het ware medeplichtig zijn
geworden aan de daden waartoe dat kan
leiden.
|
Ballade |
Een ballade
is een gedicht waarvan de vorm in de Middeleeuwen is ontstaan.
Het kent een aantal strofen, die elk worden afgesloten met een
refrein of stok. De ballade lijkt hierin op het referein.
Bekende beoefenaars van het genre waren in de Middeleeuwen
Guillaume de Machaut, Christine de Pisan en François Villon.
De Rederijkers, met hun voorkeuren voor vormtechnische
huzarenstukjes, beoefenden het genre met enthousiasme.
Vervolgens raakte het uit de gratie toen de kunst van de
Renaissance veld won, om weer in de aandacht te komen in de
tweede helft van de negentiende eeuw, met beoefenaren als
Algernon Charles Swinburne.
|
Elegie |
Het begrip elegie
heeft een betekenisontwikkeling ondergaan van “kort gedicht” via
“meditatief, melancholisch gedicht” tot “klaagzang”, waaraan wij
vaak denken als we de term gebruiken. Deze ontwikkeling is niet
volstrekt chronologisch. De klaagzangen zijn al ten minste vanaf
de middeleeuwen bekend. Tegelijkertijd zijn meditatieve elegieën
nog in de twintigste eeuw beschreven.
De negentiende-eeuwse elegieën van Friedrich Hölderlin grepen in
hun vorm op de Griekse voorbeelden terug. Ook de Duineser
Elegien (1923) van Rainer Maria Rilke heten vooral zo omdat
ze met de vorm van elegieën experimenteren. Ze zijn meditatief
van aard, overpeinzingen over het menselijk bestaan.
Al eeuwen eerder waren zulke overpeinzingen een stap verder
gegaan. Met name in de Engelse literatuur van de achttiende eeuw
richtten zij zich op de vergankelijkheid van dat bestaan. Er was
een hele groep dichters, de Graveyard School, die zich
aan dit soort bespiegelingen waagde. Het beroemdste voorbeeld is
het weemoedige Elegy Written in a Country Churchyard
(1751) van Thomas Gray, een afgewogen overpeinzing van verloren
leven en onopgemerkt talent.
In de Ballade des dames du temps jadis (ca. 1460) van
François Villon was de klacht al persoonlijker van aard geweest:
een aantal dames wordt erin met name genoemd, en het refrein van
de ballade is steeds weer het bekende middeleeuwse motief “waar
zijn zij gebleven?”
In de moderne betekenis van de elegie richt de klacht zich tot
één persoon.
Dit subgenre is al bekend vanaf de middeleeuwen, met het
Nederlandse Egidiuslied als bekend voorbeeld: Egidius die
de dood koos, en de zanger (in) leven liet. Van de lijkzangen
die Vondel schreef, is zijn Kinder-Lijck (“Constantijntje,
’t zalig kijndtje”) tegelijk een elegie vol verdriet én
overgave.
Niet alleen personen zijn het onderwerp, ook het verlies van
huisdieren kan tot literaire uitingen van verdriet aanleiding
geven: Jan Hanlo schreef Hond met bijnaam Knak, Guillaume
van der Graft de Elegie op mijn hond.
|
metrum |
Een metrum
of versvoet is een vooral in de muziek en de poëzie veel
gebruikte term voor een combinatie van een beklemtoonde en een
onbeklemtoonde lettergreep. In de muziek spreekt men ook van
maat, in de poëzie van versmaat.
|
|
|
TOP |
VORIGE